Jaar 2022-2023 Cyclus A
  • Eerste lezingWijsheid 12, 13.16-19
  • Evangelie: Mattheus 13, 24-43

Zusters en broeders,

We weten dat we leven in een wereld van goed en kwaad, maar wie of wat de bron is van het kwaad weten we niet. De parabel van het onkruid tussen de tarwe maakt duidelijk dat de bron niet de zaaier is, want hij is het beeld van de goddelijke Zaaier van liefde, vrede en gerechtigheid. Hij heeft zijn schepping dus zeker niet opgezadeld met kwaad, maar waar komt het dan wel vandaan?

Het antwoord is niet zomaar te vinden, maar wat we wel weten is dat we moeten proberen te weerstaan aan het kwaad. We moeten dus niet proberen het uit te roeien, want dan roeien we misschien ook het goede uit. Hoezeer dat waar is, zien we zowel in de geschiedenis als vandaag. Bombardementen treffen goeden zowel als kwaden, en dat doen ook overstromingen, aardbevingen, dodelijke hittegolven en dies meer. En bij gevechten tussen rivaliserende bendes worden vaak onschuldige mensen door zogezegd verdwaalde kogels gedood.

Jezus wil ons met de parabel van het onkruid tussen de tarwe bijbrengen dat we altijd moeten proberen tarwe te zijn in al dat onkruid, dat we nooit mogen opgeven het goede na te streven, en dat we in alle omstandigheden moeten meebouwen aan Gods Koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Hij wil ons ook bijbrengen dat we moeten bidden dat God ons de kracht zou geven om vol te houden te streven naar het goede, ook als alles ons tegenzit, als we tegengewerkt worden, als we geconfronteerd worden met tegenslag, of met de ellende van lijden en dood. En het is goed dat we bidden, want we weten maar al te goed dat de wildernis van het kwaad niet alleen in de wereld bloeit, maar ook in onszelf: de wildernis van egoïsme, van hebzucht, van eigenbelang, van onverschilligheid en van nog zoveel meer.

Wellicht daarom vertelt Jezus ook de parabel van het mosterdzaadje. Het is maar een heel klein zaadje, maar toch wordt het een grote boom met veel zijtakken waarin vogels hun nesten kunnen bouwen. En dat is precies wat wij moeten zijn: een boom waarop mensen rust kunnen vinden. We moeten echt geen reuzenboom zijn, vol machtsvertoon, maar een boom die rust uitstraalt aan mensen die zijn als verloren vogels. Mensen die beschutting zoeken. Mensen die moedeloos zijn, die geen uitkomst zien. Mensen die nood hebben aan een luisterend oor en een warm hart. Hebben wij aandacht voor zo’n mensen, of zeggen wij dat ze hun eigen boontjes maar moeten doppen? Of proberen we toch aandacht te hebben hen? Proberen we dus gist te zijn die niet alleen smaak geeft aan ons eigen leven, maar ook aan dat van anderen? En aanvaarden wijzelf hulp als we in nood zijn, of zijn we daar te trots voor?

Zusters en broeders, zoals altijd wijst Jezus met zijn parabels de weg aan die we als christen moeten volgen. De weg die leidt naar liefde, vrede en gerechtigheid. Een weg die we niet kunnen gaan zonder ons iets aan te trekken van wat er rondom ons gebeurt. Als we zo zijn, zijn we zoals die priester en die levieten in de parabel van de barmhartige Samaritaan: die trokken zich niets aan van de zwaar gekwetste man aan de rand van de weg. Ze waren dus geen tarwe, maar onkruid, en ook geen mosterdboom, maar een schrale tak zonder bladeren en zonder twijgen. Laten we ons dus inspannen om wél tarwe en wél een mosterdboom te zijn, ook al is dat niet altijd gemakkelijk. Laten we dus de weg van Jezus gaan, want die brengt liefde, vrede en vreugde, niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze medemensen. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha