Jaar 2023-2024 Cyclus B
  • Eerste lezingJob, 38, 1.8-11
  • EvangelieMarcus 4, 35-41

Zusters en broeders,

In de eerste lezing beukt de zee tegen haar oevers en in het evangelie ‘stak een hevige storm op en beukten de golven over de boot, zodat die vol water kwam te staan.’ Het zijn herkenbare beelden van de kracht van de natuur, maar het zijn evengoed beelden van de krachtige stormen die door het leven kunnen trekken. Stormen van ziekte en ellende, van ruzie en tegenslag, van ontgoocheling en verdriet, van onzekerheid en angst. Angst die ook in het evangelie tot uiting komt, want de apostelen zijn bang dat de boot zal vergaan en dat ze zullen verdrinken. Ze hebben immers het gevoel dat ze er alleen voor staan, want Jezus ligt in die woeste storm heel rustig te slapen.

Dat gevoel om er alleen voor te staan kennen wij wellicht soms ook, maar we hebben geluk als het  maar ‘soms’ is, want ontelbaar zijn de mensen die er altijd alleen voor staan. Eenzame mensen, zieke mensen, doodarme mensen, werkloze mensen, stokoude mensen, vluchtelingen: zovelen zijn er die er alleen voor staan, zo alleen dat ze vrezen te verdrinken in de vloed van de eenzaamheid.

‘Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?’ vragen de apostelen aan Jezus. En eigenlijk is dat een merkwaardige vraag, want als zij vergaan, vergaat Jezus ook. Maar hun vraag is tegelijk de uiting van een ongelofelijk sterke hoop op en vertrouwen in Jezus. Hij kan hen redden, daar zijn ze zeker van. Ook dat is een merkwaardige opvatting, want waar zou Hij de macht vandaan halen op hen te redden? Daar lijken ze echter niet aan te twijfelen, en dat is meteen de kracht van hun geloof: als ze in nood zijn, kunnen ze een beroep doen op Jezus.

‘Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?’ is een vraag die wellicht ook wij dikwijls stellen, want meer dan eens hebben we het gevoel dat God ons in de steek laat. ‘God, waarom doet Gij mij dat aan? Waarom laat Gij dat allemaal gebeuren? Moet ik daarom zoveel kaarsen branden? Moet ik daarom elke week naar de mis komen?’  Het zijn vragen die wij kennen, maar wellicht moeten we ons een andere vraag stellen, namelijk: Laten wij Jezus, laten wij God toe in de boot van ons leven? Of komt  Hij alleen in  onze boot als we Hem echt nodig hebben? Als we pech hebben, als we ziek zijn, als we in nood zijn. Vandaar dat Jezus aan ons dezelfde vraag stelt als aan zijn apostelen: ‘Waarom zijt gij bang? Hoe is het mogelijk dat gij nog geen geloof bezit?’

Zusters en broeders, eigenlijk ligt het antwoord op die vraag voor de hand: wij hebben geen of maar een zwak geloof omdat wij een vrije wil hebben. God heeft de mens niet geschapen als een slaaf, maar als een vrij wezen dat zijn eigen weg mag gaan. We weten en we  zien dat die weg niet altijd de beste en de gelukkigste weg is. Nooit waren er zoveel eenzame mensen als vandaag. Nooit waren er zoveel vluchtelingen en thuislozen. Nooit waren er wereldwijd zoveel mistevreden mensen. Mensen die niets goed vinden, die alles afbreken, die op alles negatief reageren. En nooit was Europa sinds 1945 zo onveilig en zo kort bij een oorlog als vandaag. Laten we Jezus dus echt in onze boot toelaten, want alleen Hij kan ervoor zorgen dat we niet met z’n allen zullen vergaan. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha