- Eerste lezing: Ezechiël 2, 2-5
- Evangelie: Marcus 6, 1-6
Zusters en broeders,
Wat Jezus in zijn stad moet ondergaan, is zeer herkenbaar, en ook van alle tijden. Iemand die iets nieuws brengt of goede daden verricht is allemaal goed en wel, zolang het maar niet iemand uit onze straat, ons dorp, onze stad, zelfs onze familie is, want niemand is sant in eigen land. Zo klinkt de spreuk, en die is op de woorden van Jezus gebaseerd. Hij zegt: ‘Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en huisgenoten.’ En het is niet min wat Hij moet ondergaan, want het ongeloof van zijn stadsgenoten is erg groot, en eigenlijk onbegrijpelijk. Over zijn woorden in de synagoge zeggen ze: ‘Waar haalt Hij die wijsheid vandaan?’ En van de wonderen die Hij verricht vragen ze zich af wat voor wonderen dat wel zijn. Hij is toch maar de zoon van een timmerman? Dat ongeloof, dat cynisme, die weigering om te geloven wat ze zien en niet eens echt ontkennen, pakt Jezus zozeer aan dat Hij alleen enkele zieken kan genezen, want inderdaad, niemand is sant in eigen land.
Maar waarom reageren zijn stadsgenoten zo negatief? Waarschijnlijk is dat niet alleen omdat ze vinden dat Hij niets meer is dan zijzelf, maar ook om de woorden die Hij verkondigt. Hij spreekt over een God van liefde en vrede, die aan de mensen vraagt dat zij ook liefde en vrede zouden zijn, en ook barmhartigheid, nederigheid en vergevensgezindheid. En dat zijn woorden die zijn stadsgenoten wellicht niet echt graag horen, want ze houden een diepgaande levensverandering in.
En daarbij moeten we ons natuurlijk de vraag stellen: Hoe zouden wij reageren als Jezus in ons dorp, onze gemeente, onze stad kwam en woorden van liefde, vrede en vergeving zou prediken? Wellicht zouden ook wij niet enthousiast zijn, want zulke woorden passen helemaal niet in onze cultuur. Daarin is het immers ieder voor zich, moet je de beste zijn, het heel ver brengen en veel geld verdienen. En het blijft daar niet bij, want het is ook een cultuur van geweld, onderdrukking, uitbuiting, oorlog. We zien dat zelfs in enkele van onze steden, waar granaten, kalasjnikovs, schietpartijen met doden en gewonden dagelijkse kost geworden zijn.
Maar luistert er in deze vreselijke cultuur dan echt niemand naar Jezus’ woorden van liefde, vrede, vergeving en trouw? Het antwoord op die vraag is heel hoopgevend, want talloos zijn de mensen die zich inzetten voor hun medemensen. Met meer dan een miljoen zijn die vrijwilligers in Vlaanderen. Mannen en vrouwen, jong en oud die voor zieken zorgen, die gehandicapten opvangen, die uitstappen en vakantiereizen organiseren voor armen, zieken, blinden, doven en nog zoveel andere mensen in nood. En die vrijwilligers zijn bijlange niet altijd gelovige mensen, maar ook als ongelovigen zetten ze zich heel vaak in om toch te leven naar de woorden en daden van Jezus die de wereld en de maatschappij leefbaar en vredevol maken.
Zusters en broeders, vandaag is het de eerste zondag van de zomervakantie, en dat is de mooie tijd waarin God ons aanspreekt om ons in te zetten voor onze medemensen. ‘Mensenzoon, Ik zend u tot de kinderen van Israël’, zegt Hij in de eerste lezing tegen de profeet Ezechiël. Dat zegt Hij ook tegen ons. Niet dat we naar Israël moeten, wel dat we ons moeten inzetten om zijn woorden van liefde en vrede te beleven en uit te dragen. Niet voor niets noemt Jezus zichzelf geregeld ‘Mensenzoon’, want zo is God naar ons toegekomen: als een mens zoals wij. Laten wij dus proberen mensenzonen en mensendochters te zijn die in het spoor van zijn Zoon willen leven om mee te bouwen aan zijn heerlijke wereld van liefde, vrede en vreugde. Als we dat doen, kunnen we zeker dubbel zoveel genieten van onze heerlijke vakantiemaanden. Amen.