- Eerste lezing: Jeremia 31, 31-34
- Evangelie: Johannes 12, 20-33
Zusters en broeders,
In de eerste lezing zegt God bij monde van de profeet Jeremia iets dat de joden wellicht niet konden geloven, namelijk dat Hij een Nieuw Verbond met hen zou sluiten. Want het enige Verbond dat zijn kenden en erkenden, was het Verbond dat God via Mozes met hen had gesloten. Maar door hun wangedrag en hun ontrouw hebben zijzelf dat Verbond verbroken, en daarom zal God een nieuw Verbond sluiten. Hij zal dat echter niet doen via een tussenpersoon zoals Mozes, maar Hij zal dat zelf doen. ‘Ik leg mijn wet in hun binnenste, ik schrijf hem in hun hart’, zegt Hij. En op die manier zal iedereen: jong en oud, arm en rijk, ziek en gezond Hem kennen.
Dit geldt dus niet alleen voor de joden, maar voor alle volkeren. Dat sommigen dat aanvoelen, blijkt in het evangelie. Daar horen we immers dat er Grieken zijn die Jezus absoluut willen leren kennen. Zij voelen aan dat Hij de wet is die God via zijn woorden en daden in hun hart wil schrijven.
Die wet schrijft Hij ook in ons hart, en Jezus zegt daar diepgaande woorden over. ‘Als de graankorrel niet in de aarde valt, blijft hij alleen, maar als hij sterft, brengt hij veel vruchten voort’, zegt Hij. En Hij voegt daaraan toe: ‘Wie zijn leven liefheeft, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereld haat, behoudt het in eeuwigheid.’ Dat kunnen allemaal heel merkwaardige woorden lijken, maar ze zijn het niet. Want die graankorrel, dat zijn alle mensen, dus ook wij, en een graankorrel die niet in de aarde valt, is niets meer dan een graankorrel, en brengt dus geen vruchten voort. Dat doen wij dus ook niet als we niet sterven aan onszelf. Als we dus alleen voor onszelf leven. Dan zijn we alleen en brengen we geen vruchten voort van liefde, vrede en vreugde. Alleen als dat verblindende ik-gevoel in onszelf afsterft, kunnen we die vruchten voorbrengen. Vruchten die het leven aangenaam, waardevol, boeiend maken, want ze groeien en bloeien elke dag opnieuw en elke dag zijn ze anders.
Dat is dus wat Jezus bedoelt wanneer Hij zegt dat wie zijn leven haat het in eeuwigheid behoudt. Want dat leven dat we moeten haten is een leven van egoïsme, van verslaving aan onszelf, aan onze eigen wil, onze eigen verlangens, onze eigen dromen. We weten wat er gebeurt wanneer we dat doen, wanneer we dus aan onszelf verslaafd zijn. Dan zijn we niet in staat een echte relatie op te bouwen, en echt van iemand te houden, ook al is het soms eens met vallen en opstaan. Nee, dat kunnen we allemaal niet, want we draaien als een tol om onszelf en we veroordelen onszelf tot eenzaamheid en verlatenheid.
Dat alles maakt duidelijk dat we het echte leven niet moeten zoeken in de wereld, maar bij God en bij onze medemensen. We zien immers dat puur werelds leven leidt tot een wereld van ieder voor zich, van rijkdom, van natuur en milieu kapotmaken. En ook tot een wereld van geweld, van leugen en bedrog, van oorlog en moorden, van plunderen en branden. Een wereld vol graankorrels die niet in de aarde willen vallen, zodat ze geen vrucht van liefde en vrede kunnen voortbrengen.
Zusters en broeders, langzaam groeien we naar Pasen toe, maar voor we dat heerlijke feest bereiken, moeten we eerst door de wereld van lijden en dood. We weten immers wat er gebeurt met de graankorrel die Jezus is, en met de goddelijke Wet die Hij is: Hij moet dood, want de heersers willen niets weten van die Wet van liefde, vrede en vreugde. Maar ze vergeten dat Jezus de graankorrel is die vruchten draagt. Hij zal dus verrijzen, en zijn Wet zal het hart van velen doordringen en onuitroeibaar zijn. Laten we bidden dat Hij ook ons hart doordringt, zodat ook wij vruchtbare graankorrels zijn voor God, voor onszelf en voor onze medemensen. Graankorrels tot in eeuwigheid. Amen.