Zusters en broeders,
Weet je het nog: vorige week sloten we met het feest van ‘Christus, Koning van het heelal’ het kerkelijke jaar C af. Een jaar lang hoorden we bijna elke week tijdens de viering een fragment uit het evangelie volgens Lucas. Dat wordt wel eens het evangelie van de barmhartigheid genoemd, omdat Lucas bijzonder veel aandacht heeft voor de barmhartigheid van Jezus voor mensen die miskend of uitgestoten worden omdat ze ziek zijn of melaats, of tollenaars of zondaars, of gewoon omdat ze vrouw zijn. Voor al die mensen heeft Jezus veel aandacht, evenveel als voor mensen met aanzien, rijke mensen, mensen met macht. En Hij heeft die aandacht omdat Hij de mensgeworden goddelijke barmhartigheid is. Het is die barmhartigheid die zeer sterk tot uiting komt in het evangelie volgens Lucas. Het is dus wellicht geen toeval dat onze goede paus Franciscus precies het jaar met het evangelie volgens Lucas heeft uitgeroepen tot het Heilig Jaar van de Barmhartigheid.
Vandaag begint er een ander kerkelijk jaar: het jaar A. De volgende maanden zullen we vooral lezingen horen uit het evangelie volgens Mattheus. Zijn evangelie wordt wel eens het evangelie van de redevoeringen genoemd. Hij heeft immers zeer veel aandacht voor de woorden van Jezus, die hij samenbrengt in zes grote redevoeringen. Dat zegt je misschien niet veel, maar zijn eerste redevoering is de Bergrede, en die begint met de acht zaligsprekingen. Die ken je wel, en je weet dat ze de grondwet van ons christendom verwoorden. Zalig zijn wij als we nederig zijn, als we op zoek zijn naar gerechtigheid, naar vrede en barmhartigheid. En zo zie je meteen dat Jezus in het evangelie volgens Mattheus even barmhartig is als in het evangelie volgens Lucas.
Het is tot die barmhartigheid dat we ook in dit kerkelijke jaar zullen opgeroepen worden. Zoals elk kerkelijk jaar begint het met de advent. En advent, dat is een tijd van verlangend uitzien naar de komst van Jezus Messias, de Mensenzoon die is de Zoon van God. Maar het is ook een tijd om te streven naar een wereld waarin de Mensenzoon zich thuis kan voelen. Een wereld die Jesaja in de eerste lezing zo mooi beschrijft. Een wereld waarin alle volkeren de paden van de Heer willen bewandelen. Waarin ze hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot sikkels. Een wereld van vrede waarin alle volkeren wandelen in het licht van de Heer.
Zo zegt Jesaja het, maar als we om ons heen kijken, zien we dat die wereld nog heel ver van ons af is, want we zien veel wreedheid, veel oorlog en burgeroorlog, veel onderdrukking en uitbuiting. Maar we zien ook dat er wereldwijd goede mensen zijn die streven naar vrede, naar gelijkheid, naar gerechtigheid, naar barmhartigheid.
Dat wordt ook van ons gevraagd. Niet dat we zouden leven zoals de mensen in het verhaal van Jezus. Die leven er in de dagen voor de zondvloed maar op los. Ze hebben niet eens oog voor wat er om hen heen gebeurt. ‘Wees waakzaam’, brengt Jezus daartegen in. Zo waakzaam dat we oog kunnen hebben voor wie achtergelaten wordt, voor wie niet meer kan volgen, voor wie het slachtoffer is van de zondvloed van ellende, armoede, onzekerheid, kansloosheid. ‘Wees bereid’, zegt Jezus, ‘want de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht.’ En de Mensenzoon, dat is de mensgeworden goddelijke barmhartigheid.
Zoals altijd in de advent worden we ook door Welzijnszorg tot barmhartigheid opgeroepen. ‘Samen tegen armoede’ is hun slogan, en ze wijzen erop dat er vandaag in ons land 1.700.000 mensen onder de armoedegrens leven. 1.700.000 … dat is dus één op de zeven inwoners. En dat in ons rijke land. In één van de rijkste landen ter wereld.
Zusters en broeders, het is goed dat we daaraan denken, en het is nog beter dat we luisteren naar de Mensenzoon Jezus en naar oproep van Welzijnszorg. Dat we waakzaam zijn, dat we niet onverschillig zijn, dat we samen bouwen aan een wereld waarin plaats is voor alle mensen, en waarin de goddelijke Mensenzoon echt kan geboren worden. Amen