Lieve kinderen, zusters en broeders,
Vandaag vieren we Aswoensdag. Straks worden de palmtakjes van vorig jaar verbrand, en daar zal een heel klein beetje as van overblijven. Die wordt gezegend, en van die gezegende as krijgen we een kruisje op ons voorhoofd. En daarbij zullen we horen: ‘Bekeer u, en geloof in de Blijde Boodschap.’
De ouderen onder ons zullen zich zeker herinneren dat we vroeger iets anders hoorden, namelijk ‘Gedenk dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren.’ Die woorden legden dus de nadruk op onze vergankelijkheid. ‘Denk maar niet dat je leven hier op aarde eeuwig zal duren’, werd ons met andere woorden gezegd. We konden dus beter het beste maken van dit vergankelijke leven. En hoe we dat konden doen, horen we vandaag: door ons te bekeren en te geloven in de Blijde Boodschap.
Dat zijn niet onze woorden, maar woorden van Jezus. En de Blijde Boodschap is dat Hijzelf onder ons is komen wonen, en dat Hij ons verlost van het kwade als we willen leven naar zijn woorden. Daarom roept Hij ons op dat we ons zouden bekeren, en wat dat inhoudt, hoorden we in de eerste lezing. ‘Scheur uw hart, en niet uw kleren’, zegt God daar zelf. Moeten we onszelf dus kwetsen wanneer we willen doen wat God van ons vraagt? Natuurlijk niet, want God is niet wreed en wraakzuchtig, maar genadig, barmhartig, verdraagzaam en vol liefde. En dat vraagt Hij ook van ons: dat we ons hart niet zouden sluiten alleen maar voor onszelf, maar dat we open zouden staan voor onze medemensen en voor de wereld. Dat we goed en liefdevol zouden zijn zoals Hij. Dat we zouden kunnen vergeven en vergeven als dat nodig is, en respect zouden hebben voor onze medemensen, voor de natuur, voor onze omgeving, voor de wereld. En hoe we aan die oproep van God kunnen beantwoorden, zegt Jezus in het evangelie: door barmhartig te zijn, te bidden en te vasten.
We weten wat barmhartigheid is: dat is verdraagzaam zijn. Niet uit zijn op ruzie, op wraak en op straf, maar op vriendschap en op vergeten en vergeven. Dat is niet altijd gemakkelijk, en daarom is het goed dat we bidden om die weg te kunnen gaan, zegt Jezus. Bidden om God te eren als onze Schepper en onze goede Vader, om Hem danken om wat we hebben en om wie we zijn, om Hem te vragen dat Hij ons zou bijstaan in goede en in kwade dagen, om Hem te beloven dat we willen proberen te leven zoals Hij ons vraagt.
Tot barmhartigheid en bidden, maar ook tot vasten roept Jezus ons op. Daarmee bedoelt Hij niet dat we onszelf moeten uithongeren en uitdorsten, maar wel dat we niet moeten uit zijn op altijd maar meer en nog meer van alles en nog wat. Meer dan onze vrienden en kennissen, en meer dan gelijk wie dichtbij en veraf. ‘Bekeer u toch’, zegt Jezus, en daarmee zegt Hij ook: ‘Denk niet alleen aan uzelf, maar ook aan uw medemensen, en help hen als ze in nood zijn.
Zoals elk jaar worden we daar in de vasten uitdrukkelijk toe opgeroepen: dat we broederlijk zouden delen met mensen in nood. Dit jaar zal onze hulp gevraagd worden voor Burkina Faso, een Afrikaans land dat het moeilijk heeft om te overleven. We zullen daar de volgende weken dus meer over horen.
Lieve kinderen, zusters en broeders, laten we de volgende weken ons best doen om goede mensen te zijn, die niet bang zijn om eens te bidden, en ook niet bang om te helpen waar problemen, moeilijkheden en armoede voorkomen. Laten we dus proberen ons te bekeren, zodat we echt kunnen leven naar de Blijde Boodschap van Jezus en onze goede God. Amen.