Zusters en broeders,
Een afgrijselijke dag, dat is wat Maria Magdalena meegemaakt heeft. Jezus, de man naar wie ze opkeek en die ze sinds haar genezing ook trouw volgde, werd op een vreselijke wijze vermoord. Hij had haar bevrijd van de duivelse geesten die haar beheersten, en Hij sprak over een God die een goede Vader is, vol liefde en vrede. En daarom werd Hij vermoord. En nu, ‘op de eerste dag van de week kwam ze vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf.’ Zo luiden de eerste woorden van het evangelie. Wellicht had ze ook een slapeloze nacht achter de rug, en misschien vroeg ze zich ook af wie de grafsteen zou verwijderen, zodat ze Jezus met welriekende kruiden kon balsemen.
Ik denk dat velen onder ons zeer goed aanvoelen wat Maria Magdalena doormaakt. Want zovelen hebben het al moeten verwerken: de immense pijn na een vreselijke ervaring, na ziekte of dood van een geliefde, na niet te stelpen tegenslagen of tegenwerking. En een slapeloze nacht die ons vroeg in de morgen naar het graf van het leven stuurt, met de vraag wie de zware steen zal verwijderen: de steen van ellende, van ziekte en dood. De steen van ongeluk en tegenslag. De steen van tegenkanting en scheiding. De steen van wanhoop en moedeloosheid.
Precies die steen wordt vandaag overwonnen, want als Maria Magdalena bij het graf komt, is hij al weggerold, en is het lichaam van Jezus verdwenen. Nee, het is niet gestolen, want als Petrus en Johannes het graf binnengaan, zien ze de zwachtels en het zweetdoek waarmee het bedekt was netjes opgerold liggen. En ‘Johannes zag en geloofde’, zo luidt het in het evangelie. Wellicht begreep hij niet wat hij zag, maar geloofde hij dat God zijn geliefde Zoon niet in de steek laat.
Dat vieren we vandaag: dat de verrijzenis van Jezus een teken is van God onze Heer voor ons allen. Een teken dat Hij ons niet in de steek laat en dat de dood niet het einde is, maar het begin van een nieuw leven. Daarom ook zijn de gewaden van Jezus zo netjes blijven liggen. Hij is immers niet als een dode uit het graf verdwenen, dus heeft Hij die zwachtels niet nodig in zijn nieuw en eeuwig leven.
Maria Magdalena die wanhopig naar het graf gaat, Petrus en Johannes die op hun eigen snelheid naar het graf toelopen, het binnengaan en de zwachtels en het zweetdoek zien liggen … net zoals de verhalen van de voorbije weken over de Samaritaanse vrouw, de blindgeborene en Lazarus, wordt ook dit verhaal door de evangelist Johannes bijzonder gedetailleerd verteld. Je ziet het zo voor je ogen gebeuren, net alsof je op de eerste rij zit. En daar zitten we ook: op de eerste rij, want we zijn christenen. Zijn we daarbij zoals Johannes? Hij ziet en gelooft. Doen we dat ook: zien en geloven? En dat is niet enkel geloven in de verrezen Heer, maar ook in volle overgave leven naar zijn woorden en daden. Doen we dat? En sluit ons geloof ook aan bij wat Petrus in de eerste lezing beklemtoont: dat God altijd het laatste woord heeft. Jezus werd aan het kruis geslagen en vermoord, omdat Hij volgens zijn vijanden te dicht bij God stond, zegt Petrus. Maar nu is die veroordeelde en gekruisigde Jezus de door God aangestelde rechter over de levenden en de doden. Want niet de mens, maar God heeft het laatste woord.
Zusters en broeders, moge dit ons Pasen zijn: dat we geloven in het eeuwige leven en dat we heel ons aardse leven zouden bouwen op het doen en denken van Jezus. Want Hij, en Hij alleen, is door God aangesteld om voor te gaan aan de levenden en de doden. Amen.