‘Op de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen.’
Zusters en broeders, het zou over ons kunnen gaan. Want hoe dikwijls blijven onze deuren niet gesloten uit vrees dat we iemand moeten binnenlaten die op zoek is naar hulp, of die iets wil verkopen voor een goed doel. Of een vreemd iemand die we niet kennen en dus niet vertrouwen. Of ik weet niet wie of wat nog allemaal, want er zijn zoveel redenen om onze deur gesloten te houden. En niet alleen de deur van ons huis, maar ook die van ons hart blijft vaak gesloten, soms zelfs voor ons gezin, onze familie, onze vrienden en kennissen. Want ons hart, dat zijn wij zelf, en wij komen zelf op de eerste plaats. Dus hebben we soms geen tijd en geen aandacht voor anderen. Geen luisterend oor voor iemand die aandacht vraagt. Geen begrip en geen inzet voor iemand in nood. Geen dit en geen dat, want alleen wij tellen. En daarom blijft niet alleen de deur van ons huis en van ons hart gesloten, maar dikwijls ook die van onze portemonnee en onze portefeuille. Gesloten voor die bedelaar aan de deur van de kerk, van het warenhuis en van de winkels in de dure winkelstraat. Gesloten voor de Broederlijk Delen en Welzijnszorg. Gesloten voor alles en iedereen, behalve voor onszelf. Want wat erin steekt, hebben wij verdiend, dus is het van ons. Ik denk dat we dat gevoel allemaal kennen.
Maar gelukkig is er Jezus, en die is niet tegen te houden. Hoezeer de deuren van de verblijfplaats van zijn leerlingen ook gesloten zijn, ineens staat Hij in hun midden en zegt Hij: ‘Vrede zij u.’ Hij klaagt niet dat Hij vreselijk geleden heeft van de martelingen en de kruisiging, Hij verwijt hen niet dat ze Hem in de steek gelaten hebben. Hij verwijt zelfs Petrus niet dat hij Hem vóór het kraaien van de haan al drie keer verloochend heeft. Nee, Hij zegt alleen: ‘Vrede zij u.’ Opnieuw kunnen we ons afvragen waar wij staan in het verhaal. Hoe wij reageren als we bij iemand op bezoek zijn. Iemand die in ellende verkeert omdat hij of zij te maken heeft met lijden en dood. Iemand die vreselijk ziek is. Iemand die het moeilijk heeft omdat alles en iedereen tegenzit. Luisteren wij naar zijn of haar verhaal van miserie en ellende, of zeggen we: ‘Je moest eens weten wat ik al allemaal meegemaakt heb.’ En we vertellen ons eigen verhaal, want soms vinden we alleen onszelf belangrijk.
Het is dus niet te verwonderen dat Jezus zegt: ‘Vrede zij u,’ want alleen vrede kan liefdevolle aandacht voor anderen scheppen. En Hij zegt het niet één keer, maar drie keer. Want vrede komt niet spontaan en vanzelf, maar moet tot stand gebracht worden, en dat is niet altijd gemakkelijk. ‘Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden’, zegt Jezus in zijn zaligsprekingen, en om vrede te brengen, moet je kunnen vergeven. Daarom blaast Jezus zijn Geest over zijn leerlingen, en zegt Hij: ‘Als gij iemand zijn zonden vergeeft, zijn ze vergeven, maar als ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Hij zegt dat ook tegen ons, en Hij zegent ook ons met zijn Geest, want zonder zijn Geest zullen we niet kunnen vergeven en nog minder vergeten. En nog eens; dat is niet altijd gemakkelijk en vanzelfsprekend. Hoe kan een mens bijvoorbeeld zomaar iemand vergeven die hem vreselijk gemarteld en verminkt heeft. Hoe kunnen de slachtoffers en de nabestaanden van de aanslagen in Zaventem en Brussel de daders van die wreedheden zomaar vergeven. Hoe kunnen de tienduizenden slachtoffers en hun nabestaanden IS, Al Shabaab, Al Quaeda, Boko Haram en de vele andere moslimterreurgroepen zonder moeite en heel liefdevol vergeven? Ik denk dat dit onmogelijk is zonder Gods liefde en zonder Jezus’ vredewens.
Zusters en broeders, niet alleen Jezus en zijn boodschap van vrede trekt de aandacht in het evangelie van vandaag. Dat doet ook de apostel Thomas. Hij was er niet bij toen Jezus voor het eerst verscheen, en hij geloofde het verhaal van de andere apostelen niet. Misschien waren ze aan het fantaseren of was er een charlatan verschenen wiens leugens ze geloofden. Maar toen hij Jezus zag, riep hij uit: ‘Mijn Heer en mijn God,’ en dat is de sterkste geloofsbelijdenis die we ons kunnen indenken. Laten we ons dus aan Thomas spiegelen. En laten we ons ook spiegelen aan de eerste christenen, over wie Lukas in de eerste lezing zo prachtig vertelt. Ze waren eensgezind, deelden met elkaar wat ze bezaten, en loofden God in hun gebeden. Moge ons geloof zo sterk zijn als dat van Thomas, en zo diepgaand als dat van de eerste christenen. Amen.