Zusters en broeders,
De Emmaüsgangers is een heel bekend en heel geliefd verhaal over twee diep ontgoochelde leerlingen die onderweg zijn van Jeruzalem naar hun dorp Emmaüs, en dan ontmoeten ze Jezus. Maar om verschillende redenen is het ook een heel merkwaardig verhaal. Vooreerst heeft men nooit kunnen achterhalen over welk dorp het gaat. In het verhaal ligt Emmaüs op ruim elf kilometer van Jeruzalem, maar daar is nooit een dorp geweest dat die naam draagt. Merkwaardig is ook dat de leerlingen Jezus onderweg niet herkennen, maar dat ze Hem wel herkennen bij het breken van het brood. Waren ze dus ook aanwezig op het Laatste Avondmaal? En ten slotte: een van beiden heet Kléopas, maar de andere wordt niet bij naam vernoemd.
Misschien wijst dit alles erop dat de evangelist Lukas hier een verhaal vertelt over iedereen en overal. Het niet-bestaande dorp Emmaüs zou dan het synoniem zijn van‘overal’, en de niet bij naam genoemde tweede leerling staat dan voor ‘iedereen’. Dus ook voor ons. En dan kunnen we ons afvragen waar wij staan in het verhaal.
Zijn wij zoals de diep ontgoochelde leerlingen? Alles hebben ze achtergelaten om Jezus te volgen: hun werk, hun woning, hun familie. Ze hadden dat gedaan omdat ze, zoals ze zelf zeggen, heel sterk onder de indruk waren van die ‘man die een profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk.’ Maar nu zijn ze diep ontgoocheld en moedeloos, en geloven ze ook niet meer in een betere toekomst. Ze zijn zelfs zozeer ontgoocheld dat ze Jezus niet eens herkennen. En wellicht is dat voor ons heel herkenbaar. Ook wij gaan soms diep gebukt onder ontgoocheling, moedeloosheid, tegenslag en ellende van ziekte en dood, en misschien herkennen ook wij Jezus dan niet als we Hem ontmoeten. We herkennen Hem niet in zijn belofte dat Hij altijd bij ons is en met ons meegaat. We herkennen Hem niet in zijn woorden en daden die we in elke viering gedenken, en we herkennen Hem ook niet in de vele heiligen die in zijn naam geleefd hebben en gestorven zijn. Hoeveel namen van onze dorpen, steden en kerken beginnen niet met ‘Sint’, maar kennen we ook de heiligen die daarop volgen? Herkennen we in Maarten, Gertrudis, Joris, Laurentius, Jacob en zoveel anderen de woorden en daden van Jezus, of zijn het alleen maar namen, niets meer dan namen?
En moet Jezus misschien ook tegen ons, net als tegen de Emmaüsgangers, zeggen dat we ‘onverstandigen’ zijn? Geen ‘ongelovigen’, maar ‘onverstandigen.’ Want in Hem geloven, dat deden de Emmaüsgangers, en dat doen wij ook. Zij zegden dat ze ‘leefden in de hoop dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen.’ Voor hen is dat dus de Messias: de redder die Israël zou bevrijden van de Romeinen, en daarom noemt Jezus hen ‘onverstandigen’. Want Hij is helemaal niet de Messias van wereldlijke macht, integendeel, Hij is de Messias van goddelijke liefde, vrede en barmhartigheid. Is Hij dat ook in onze ogen, of is Hij voor ons dezelfde Messias als voor de Emmaüsgangers: de redder dus die ons van ongeluk, ziekte, ellende en dood zal bevrijden, en die ons zal vertroetelen op onze weg van egoïsme en eigenbelang? Zijn ook wij zulke ‘onverstandigen’?
Zusters en broeders, wanneer ze in hun dorp aankomen, nodigen de leerlingen Jezus uit om bij hen te blijven’, ‘want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.’ En die dag, dat is de dag dat hun wanhoop weer hoop, en hun moedeloosheid weer geloof werd. Is dat ook zo voor ons? Nodigen ook wij na moeilijke dagen en moeilijke tijden Jezus uit in de donkerte van ons leven? Vragen ook wij dat Hij bij ons zou blijven, zodat we in het breken en delen van het brood een teken van zijn aanwezigheid onder ons zouden herkennen? Het breken en delen van het brood van liefde, van vrede, van gerechtigheid, van oprecht geloof. Moge het zo zijn: dat we Jezus altijd opnieuw in ons leven zouden uitnodigen, zodat we niet verdwalen in de donkerte die ons leven en dat van onze medemensen soms kan zijn. Amen.