- Eerste lezing: Ezechiël 2, 2-5
- Evangelie: Marcus 6, 1-6
Zusters en broeders,
In het evangelie hoorden we een verhaal dat sommigen, misschien zelfs velen onder ons al hebben meegemaakt. Je hebt een goed plan dat je wil uitwerken in je gezin, op je werk, in de vereniging, in je bedrijf, in de parochie, in de politiek. Een plan dat verbetering zal brengen voor iedereen. Je gezin zal minder zorgen hebben, je bedrijf zal beter marcheren, de vereniging, de parochie zal meer mensen aanstrekken, de gemeente of stad zal er wel bij varen. En dan komt dikwijls het onbegrip en de tegenwerking. Gaat het om je gezin, dan breken je gezinsgenoten je plan soms af. In de vereniging werkt het bestuur tegen. In het bedrijf krijg je geen enkele medewerking, in de parochie kijkt iedereen naar de andere kant, en in de politiek werkt niet alleen de oppositie, maar ook je eigen partij je tegen. Niemand gelooft erin, en iedereen heeft dezelfde reactie: ‘Dat hij of zijn maar niet denkt dat hij het warm water uitgevonden heeft. Wie denkt hij wel dat hij is?’
Precies hetzelfde maakt Jezus mee. Zoals we vorige week hoorden, heeft Hij aan de oever van het meer de vrouw met de bloedziekte genezen, en het dochtertje van Jaïrus uit haar misschien comateuze slaap gewekt. Nu gaat Hij naar zijn geboortedorp Nazareth, en op de sabbat onderricht Hij daar in de synagoge. Zijn talrijke toehoorders vragen zich verbaasd af waar Hij die wijsheid vandaan haalt, en hoe Hij wonderen kan verrichten, want ze hadden natuurlijk al gehoord van de genezing van die vrouw en de herleving van dat kind. Je verwacht dan dat ze daar positief zullen op reageren, een beetje fier op hun dorpsgenoot. Maar ze zijn helemaal niet fier, integendeel, ze wijzen Hem af. Want wie denkt die zoon van de timmerman wel dat Hij is?
Jezus begint daarop niet te discussiëren met zijn dorpsgenoten, en Hij scheldt hen zeker niet uit. Hij zegt alleen dat Hij niets anders verwacht had, want een profeet heeft nooit succes in zijn eigen stad, bij zijn familie en bij de mensen dom hem heen. Maar Hij is wel verwonderd over hun ongeloof, en door hun negatieve reacties kan Hij geen enkel wonder verrichten, alleen een paar zieken genezen.
Het zou goed zijn als ook wij zo zouden reageren wanneer we onterecht tegengewerkt worden. Niet schelden, niet bedreigen, niet discussiëren. Aan de dorpsgenoten in het evangelie mogen we ons zeker niet spiegelen, want bij hen speelt jaloersheid, en de onwil om Jezus bekendheid te gunnen. Door zulke gevoelens mogen we ons zeker niet laten leiden wanneer iemand iets voorstelt waar wij niet aan gedacht hadden, want tegenwerking maakt iedereen machteloos, dus ook degenen die tegenwerken.
Zusters en broeders, de zomer is al een paar weken oud, de scholen zijn dicht, en het bedrijfsleven draait op halve toer. Er is heel wat vrije tijd, velen gaan op reis of op vakantie. Het is een perfecte periode om tijd te maken voor onze medemensen. Om aandacht te hebben voor hen, voor hun verhaal, voor hun leven. Om te luisteren naar hun verhalen over hun leven, wat ze meemaken, wat ze hopen, wat ze verwachten. Niet afbreken, maar aandacht hebben. Ons dus niet spiegelen aan de dorpsgenoten van Jezus, en ook niet aan het weerbarstige en nukkige volk uit de eerste lezing, want zij brengen niets terecht van Gods Rijk van liefde en vrede. En het zou ook goed zijn dat we ons eerlijker dan de dorpsgenoten zouden afvragen wie Jezus voor ons is. Is Hij de Messias, de Zoon van God, of is Hij iemand die ver van ons afstaat, en die ons zelfs op onze zenuwen werkt met zijn woorden en daden van liefde en vrede? Is Hij de Mensenzoon die ons bij God brengt als we willen leven naar zijn enige gebod: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf? Het zou goed zijn als we in al onze vrijheid en in al onze vrije tijd aan dat geloof en vertrouwen in Jezus zouden willen werken. Dan maken we er alleszins een goede zomer van. Amen.