- Eerste lezing: Exodus 16, 2-4.12-15
- Evangelie: Johannes 6, 24-35
Zusters en broeders,
Zoals zo dikwijls lijkt een lezing zich vandaag af te spelen. De Israëlieten komen uit de slavernij van Egypte, ze dwalen rond in de woestijn, en hun honger en dorst is zo groot dat ze nog liever in Egypte gestorven waren dan wat ze nu moeten ondergaan. Want al waren ze slaven in Egypte, ze konden bij de vleespotten zitten, en er was voldoende brood voor iedereen. Zo wordt het verteld in de eerste lezing, en het doet direct denken aan vandaag. Maar er is een groot verschil, want vandaag zijn niet een paar duizend, maar bijna zeventig miljoen mensen op de vlucht voor slavernij, tirannie en uitbuiting, oorlog en burgeroorlog, honger en dorst, en uitzichtloosheid van het leven.
Het evangelie sluit direct aan bij de eerste lezing. Vijfduizend mannen hebben de broodvermenigvuldiging meegemaakt, en toen Jezus verdwenen was, gingen ze op zoek naar Hem. Ze vragen niet eens waarom Hij weggegaan was, maar stellen een rare vraag: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’ Net of ze willen verbergen waarom ze Hem zoeken, en dat is natuurlijk om de sensatie dat Hij dat wonder nog eens zou doen. Maar Jezus antwoordt niet op hun rare vraag en Hij gaat ook niet in op hun verlangen naar sensatie. Hij spiegelt zich immers aan zijn Vader in de hemel, en niet aan de Romeinse keizers van zijn tijd. Die zorgden voor spektakel, met gratis brood en spelen, niet omdat ze bezorgd waren voor het volk, maar omdat ze hun macht wilden uitbreiden. En daar is Jezus helemaal niet op uit. Hij doet geen enkele moeite om succes te hebben en aanhangers te winnen. Hij roept alleen op om in Hem te geloven, want Hij is het Brood dat leven geeft aan de wereld.
Het zijn woorden die doen denken aan wat Hij zei toen de duivel Hem probeerde te verleiden: ‘De mens leeft niet van brood alleen.’ We kunnen dat letterlijk opvatten, want inderdaad, het leven is niet alleen een zoektocht naar brood, maar ook naar liefde, geluk, bezit, gezondheid, plezier en genot, en naar ik weet niet wat nog allemaal. Maar die zoektocht is niet voldoende, want Jezus zegt niet alleen dat de mens niet leeft van brood alleen, Hij voegt daar onmiddellijk aan toe dat de mens wél leeft ‘van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.’ En dat woord is Hijzelf, want Hij is het Brood dat leven geeft aan de wereld.
Die woorden zijn niet makkelijk te vatten. Het is dus normaal dat zijn toehoorders niet direct begrijpen wat Hij bedoelt, en het is even normaal dat ze niet direct bereid zijn om Hem te volgen. Om dus te leven naar zijn woorden. Immers, eeuwenlang al proberen ze te leven naar de zeshonderd dertien geboden en verboden van de wet van Mozes, en nu komt Jezus vertellen dat er maar één gebod is, en dat is geloven dat Hij de Mensenzoon is die door God gezonden is, en dat Hij het woord van God is. God die Hij zijn Vader noemt. Dus is Hij niet alleen de Mensenzoon, maar ook de Zoon van God.
Zusters en broeders, Jezus zegt dit alles niet alleen tegen zijn tijdgenoten, Hij zegt het ook tegen ons. Ook van ons verlangt Hij dat we aannemen dat Hij het Brood is dat leven geeft aan de wereld, en dat er meer is dan puur aards brood van puur aardse verlangens. Wie of wat we ook zijn, man of vrouw, arbeider of bediende, leraar of leerling, gevangene of cipier, geestelijke of leek, huisvader of kloosterling: ons leven mag zich niet beperken tot het dagelijks brood van onze eigen verlangens. We moeten dus meer zijn dan wat we zijn, meer dan man of vrouw, arbeider of bediende enzovoort, en dat kunnen we alleen als we Jezus volgen, want Hij is het Brood dat leven geeft aan de wereld. En Jezus volgen, is leven naar zijn enige gebod: Bemin God boven al en bemin uw naaste zoals uzelf. Laten we dat dus altijd proberen doen. Laten we ons in ons doen en denken niet beperken tot wie of wat we zijn, maar laten we groeien doordat we Jezus proberen volgen. We staan daar niet alleen voor, want God laat ons nooit in de steek. Toen de Israëlieten in de woestijn dreigden om te komen van honger en dorst, liet Hij voedsel in overvloed over hen neerdalen. Zo daalt zijn liefde over ons neer, en vraagt Hij dat we die liefde delen met onze medemensen. En als we dat doen, delen we zijn Brood dat leven geeft aan de wereld. Amen.