- Eerste lezing: Jesaja 50, 5-9a
- Evangelie: Marcus 8, 27-35
‘God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb me niet verzet. Ik ben niet teruggedeinsd.’
Zusters en broeders, bij deze woorden van de profeet Jesaja in de eerste lezing kunnen we ons afvragen of wij ook altijd ja zeggen als we een belangrijke keuze moeten maken. Of trekken we ons liever terug als we weten dat het moeilijk kan worden? Doen we alleen mee met dingen waarvan we weten dat ze niet te veel van ons zullen vragen? Of durven we, net als Jesaja, ook meegaan op moeilijke wegen? Want wat Jesaja heeft moeten ondergaan, was niet mooi. Zijn profeet zijn is geen feestfestijn geworden: hij werd uitgelachen, tegengewerkt en wreedaardig vervolgd, maar hij heeft alle ellende altijd aanvaard, in de zekerheid dat hij er niet alleen voor stond: God was met hem, op God kon hij altijd vertrouwen. Zo sterk was zijn geloof. Is ons geloof ook zo sterk in alle omstandigheden?
Het is een vraag die ons ook in het evangelie gesteld wordt. Dat lijkt eerst een heel andere, zelfs een heel herkenbare weg op te gaan: Jezus vraagt wat de mensen van Hem denken, en dat is een heel normale en heel herkenbare menselijke vraag. En dan vraagt Hij wat zijn apostelen van Hem denken. Het antwoord komt bijna vanzelfsprekend van Petrus: ‘Gij zijt Christus.’ En daarmee bedoelt hij: ‘Gij zijt de Messias, de man die ons zal bevrijden van ons lijden: van onze armoede, van de onderdrukking en de uitbuiting door de Romeinen, van alle miserie die ons leven met zich meebrengt.’ Want daarvoor hebben de apostelen hun hebben en houden achtergelaten en zijn ze Jezus gevolgd: om van alle denkbare ellende bevrijd te worden.
Maar dan volgt de al even herkenbare ontgoocheling: Jezus noemt zich de Mensenzoon die veel zal moeten lijden en door zijn religieuze tegenstanders vermoord zal worden. Opnieuw is het Petrus die reageert, en meer dan waarschijnlijk zegt hij: ‘Moesten we daarvoor alles en iedereen achter ons laten? Moesten we daarvoor alles laten vallen? Wij hadden ons wel iets anders voorgesteld.’ Waarop Jezus hem keihard een satan noemt die zich niet door de wil van God, maar door puur menselijke wensen laat leiden.
Wellicht vragen we ons daarbij af waarom Jezus dit vreselijke lijden en die vreselijke dood wil ondergaan, en waarom dat Gods wil is. Het antwoord op die vraag geeft Jezus zelf wanneer Hij zichzelf niet de Christus, de Messias, maar de Mensenzoon noemt. Hij is de Zoon van God, Hij is God zelf, maar Hij is ook mens, en als Hij aan alle lijden was ontsnapt, was Hij geen mens geweest. Dan had Hij boven de mensen uitgetorend. Hij laat ons dus zien dat het leven niet altijd zo mooi is als we het zouden willen, maar Hij laat ons ook zien dat Hij tegenslag en lijden niet uit de weg gaat, dat Hij niet op de vlucht slaat, en dat Hij niet ontrouw wordt aan zijn zending.
Dat vraagt Hij ook aan ons. ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen’, zegt Hij. Hoe reageren wij daarop? Hoe reageren wij als we met lijden en dood geconfronteerd worden? Jezus neemt het menselijk lijden zonder weerstand en zonder opstand aan. Doen wij dat ook? Ons kruis opnemen wil trouwens niet zeggen dat we, zoals Jezus, op het kruis moeten sterven, maar wel dat we moeten dragen en verdragen wat ons niet meezit. Bijvoorbeeld dat ons leven niet altijd zo gelukkig is als we zouden willen. Dat we soms tegenslagen moeten verwerken in de liefde, in ons gezin, in onze relaties, op ons werk, in onze onderneming, in onze gezondheid, in onze beperkingen, in ons karakter. Dat is het kruis dat we moeten dragen. Maar ook het kruis van de ellende om ons heen, het kruis van mensen die voor- noch achteruit kunnen omdat ze op vlucht zijn voor de ellende in hun land. Mensen die niet meetellen omdat ze vreemdeling zijn. Mensen die veel meer ellende moeten dragen dan wij.
Zusters en broeders, Jezus vraagt ons altijd opnieuw: ‘Wie ben Ik voor u? Ben je bereid Me te volgen in goede en kwade dagen? Wil je mijn gebod van liefde en vrede in alle omstandigheden naleven?’ Laten we in ons antwoord nooit vergeten wat Jesaja daaromtrent zegt: ‘Wat er ook gebeurt, God de Heer zal mij helpen.’ We staan er dus nooit alleen voor, en dat is een heerlijke zekerheid. Amen.