- Eerste lezing: Wijsheid 7, 7-11
- Evangelie: Marcus 10, 17-30
Zusters en broeders,
‘Voor een kameel is het gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om in het Koninkrijk van God te komen,’ zo horen we in het evangelie, en dat is een heel uitdagende uitspraak van Jezus. Maar hoe uitdagend ze ook is, ze wordt bevestigd door de werkelijkheid. En die is dat minder en minder mensen zich aangesproken voelen door God, door Jezus, door het geloof. De tijd dat de kerken volliepen, is voorbij, het aantal praktiserende christenen is tot enkele procenten herleid, en jongeren zijn daar nauwelijks bij. Velen vragen zich af hoe dat mogelijk is, en wellicht geeft Jezus een antwoord op die vraag: omdat God en geloof vervangen zijn door rijkdom en bezit. De welvaart is vrij algemeen, de meeste mensen maken het goed tot zeer goed, we hebben een goed sociaal systeem, en ziekenzorg en bejaardenopvang zijn zeker niet slecht. De conclusie ligt voor de hand: de behoorlijk welvarende mens van vandaag heeft God en de hulp van God niet meer nodig. Dat doet me denken aan wat mijn vader zaliger zei. Hij had de oorlog meegemaakt, was maandenlang krijgsgevangen geweest, kende dus de ellende van de oorlog en de naoorlogse tijd. En hij zei: ‘Als het weer oorlog was, zou de kerk weer vollopen. Want de mensen zouden het dan niet meer zo goed hebben als vandaag, en er zou weer veel miserie zijn. En dan gaan de mensen naar de kerk: als ze in miserie zitten.’
Dat wil de rijke jongeling zeker niet: in miserie zitten. Hij vraagt aan Jezus wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven, en wellicht bedoelt hij: ‘om in de hemel te komen.’ Eigenlijk lijkt dat een merkwaardige vraag, want hij doet alles wat de tien geboden voorschrijven. Hij doet dus niets verkeerd, en toch voelt hij dat dit niet voldoende is. Want de hemel bereik je niet door niets verkeerd te doen, maar door veel goed te doen, en dat kan die jongeman alleen als hij afstand doet van zijn rijkdom en Jezus volgt. Maar dat is precies wat hij niet kan. Hij kan het echt niet aan om niet rijk te zijn. Daarop zegt Jezus hoe moeilijk rijken het hebben, waarbij opvalt dat Hij niet zegt ‘om het eeuwig leven te verwerven’, maar om ‘het Koninkrijk van God binnen te gaan.’
Want daar gaat het bij Jezus altijd om: om het Koninkrijk van God, en dat is geen synoniem van de hemel in het hiernamaals, maar van de hemel op aarde. Die hemel kan er alleen komen als we er met z’n allen aan werken. Als we dus allen leven naar dat ene gebod van Jezus, en dat is: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf.’ Dat is heel wat meer dan wat de jongeling doet. Hij doet niets kwaads, maar hij doet eigenlijk ook niets goeds. Hij liegt niet, hij steelt niet, hij moordt niet, maar daar blijft het bij. En dat is voor Jezus ruimschoots onvoldoende, want het is niet omdat je niet steelt, niet liegt, niet moordt en meer van die dingen dat je bovenal van God en evenveel van je naaste houdt als van jezelf.
De tien geboden naleven is dus niet genoeg, het is pas genoeg als we die ene wet van Jezus volgen. En dat is niet gemakkelijk, want we leven in een wereld van rijkdom en bezit, van genieten zonder zorgen, van alles alleen voor onszelf. We lezen in de krant, we horen op de radio, we zien op tv hoever anderen het gebracht hebben, en hoeveel die en die verdient – en dat gaat dikwijls om ronduit waanzinnig bedragen. We worden overspoeld door reclame die ons een wereld voorhoudt van supergezonde en superknappe mensen, en ze zijn supergezond en superknap omdat ze met die auto rijden, die parfum gebruiken, dat merk van kleren dragen en ga zo maar naar die niet bestaande wereld, ver weg van de werkelijke wereld. En die werkelijke wereld is een wereld van geluk maar ook van ongeluk, van rijksdom maar ook van armoede, van prachtige natuur maar ook van vreselijke natuurvervuiling, van gezondheid maar ook van ziekte en dood. Een wereld waar Jezus ons altijd opnieuw op wijst. Een wereld van er niet alleen voor onszelf zijn, maar ook voor onze medemensen.
Zusters en broeders, in de eerste lezing wordt de lof van de wijsheid gezongen. ‘Ik bad en inzicht werd mij geschonken, ik smeekte, en de geest van de wijsheid kwam over mij,’ zo hoorden we. Wel, het zou mooi zijn als wij ook zouden bidden dat de geest van wijsheid over komt. De wijsheid dat rijkdom en bezit geen doel, maar een middel is. Een middel om het doel te bereiken, en dat is: Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf. Alleen dan kunnen we het Koninkrijk van God binnengaan. Amen.