Jaar 2017-2018 Cyclus B
  • Eerste lezing: Joël 2, 12-18:
  • Evangelie: Marcus 1, 12-15

‘Bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap.’

Lieve kinderen, beste mensen, dat zijn woorden van Jezus in het evangelie, en het zijn ook de woorden die we straks zullen horen wanneer we een askruisje krijgen. En dat askruisje is een mooi teken dat ons verbindt met wat voorbij is en toch aanwezig blijft, en dat ons ook direct verbindt met Jezus, want Hij is op het kruis gestorven. En vandaag zegt Hij: ‘Bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap.’ Dat waren zijn eerste woorden wanneer Hij als profeet onder de mensen verscheen, en Hij zegt die woorden ook tegen ons. Maar wat houdt dat in: ons bekeren?

Dat houdt in dat we ons omkeren, want dat is de betekenis van bekeren. En we moeten ons omkeren omdat we anders alleen onszelf zien, net alsof we de hele dag voor de spiegel staan, zoals we dat ’s morgens doen om onze tanden te poetsen, ons te wassen, ons haar te kammen en voor ik weet niet wat nog allemaal. Maar wat we ook doen, als we in die spiegel kijken, zien we alleen onszelf, en hebben we alleen aandacht voor onszelf. En daarom zegt Jezus: ‘Keer je om, zodat je niet alleen naar jezelf kijkt.’ En Hij voegt eraan toe: ‘Geloof in de Blijde Boodschap.’

En de Blijde Boodschap, dat is Hijzelf, want Hij is het beeld van God onder de mensen. Met andere woorden: als we Jezus zien, zien we God. Als we luisteren naar wat Jezus zegt, horen we wat God zegt. Als we doen wat Jezus doet, doen we wat God doet. En wat doet God, wat doet Jezus? Hij brengt vriendschap en liefde, en geen afgunst of haat. Hij brengt nederigheid en barmhartigheid, en geen dikkenekkerij of wreedheid. Hij brengt hulpvaardigheid en vrede, en geen ikke en de rest kan stikken. Hij brengt alleen maar liefde en vrede.

Dat is wat we ook zouden brengen als we ons zouden bekeren. Want dan zouden we niet alleen aan onszelf denken, maar ook aan anderen. Op school zouden we klasgenoten die een probleem hebben niet uitlachen, maar helpen. We zouden ze niet pesten, maar verdedigen en troosten. Dat zouden we ook als volwassene doen: niet uitlachen, niet tegenwerken, niet zwart maken achter de rug, maar aandacht hebben, helpen, meewerken. Hoe aangenaam zou alles worden als we echt ons best zouden doen om goed te zijn voor elkaar, om mee te voelen en mee te werken met elkaar, om te denken aan elkaar, om gelukkig te zijn met elkaar.

Dat vraagt Jezus ons wanneer Hij ons oproept om ons te bekeren, en dat wordt ons in deze veertigdagentijd ook uitdrukkelijk gevraagd door Broederlijk Delen, een organisatie die er alleen op uit is om mensen in nood te helpen en te steunen. ‘Help de honger de wereld uit’, is de slogan van dit jaar. Voor ons is honger gelukkig niets meer dan een woord, maar dat is het niet voor de achthonderd miljoen mensen die ondervoed zijn, en dagelijks honger lijden. Dit jaar gaat de aandacht daarbij uit naar Oeganda, een land in Afrika waar geen honger zou mogen zijn, maar hij is er wél. Broederlijk Delen zal ons de komende weken uitdrukkelijk oproepen om die honger mee te helpen uitroeien.  

Lieve kinderen, beste mensen, ‘bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap’ zegt Jezus. Die woorden gaan we straks dus horen als we ons askruisje komen halen. Het zou mooi zijn als we als kind en als volwassene iets van de boodschap bij dat askruisje zouden proberen te maken. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha