Jaar 2017-2018 Cyclus B
  • Eerste lezing: Genesis 22, 1-2.9a.10-13.15-18
  • EvangelieMarcus 9, 2-10

Zusters en broeders,

‘Jij die bent: Ik zal er zijn voor u’: zo luidt het eerste vers van het themalied van deze veertigdagentijd. God de Heer zal er dus altijd zijn voor ons, maar heb jij ook de indruk dat Hij dikwijls heel veraf lijkt, en dat Hij altijd zwijgt, wat er ook gebeurt? Hij lijkt te zwijgen wanneer wijzelf, ons gezin, onze familie, onze  vrienden getroffen worden door  tegenslag, door problemen waar we niet tegen opgewassen zijn, door ziekte en dood. Hij lijkt te zwijgen bij de leegloop van onze kerken, bij de soms terechte kritiek op de Kerk, en bij de onverschilligheid  van zovelen tegenover Kerk en geloof. Hij lijkt te zwijgen bij het immense kwaad op de wereld, bij de moordende oorlogen en burgeroorlogen, bij de miljoenen straatkinderen en kindsoldaten, bij de uitbuiting van armen en kansarmen. Hij lijkt te zwijgen bij de gruwelijke wreedheid en het misbruik van zijn naam door moslimterroristen, en bij het machtsmisbruik, de zelfverheerlijking en de corruptie van zoveel presidenten en politici. Hij lijkt te zwijgen bij alles wat negatief is voor de mens, zodat wij misschien wanhopig vragen: God, waar ben Je?

Op die vraag krijgen we zowel in de eerste lezing als in het evangelie een antwoord, en twee keer zien we dat God helemaal niet afwezig is, en dat Hij ook helemaal niet zwijgt. Hij is aanwezig wanneer Abraham zijn eniggeboren zoon Isaak wil brandofferen. Abraham denkt dat God de Heer dat van hem eist, maar dat is natuurlijk niet zo. Hoe zou een God van liefde en vrede, die een Vader is voor al zijn schepselen, zoiets eisen. Wat Abraham wil doen is meedoen met de wrede cultuur van de plaatselijke bevolking, bij wie mensenoffers heel normaal en zelfs hoog van aanzien zijn. Maar God de Heer zwijgt niet, integendeel, Hij zegt streng: ‘Raak de jongen niet aan. Doe hem niets!’

‘Raak de jongen niet aan. Doe hem niets’: dat zegt God de Heer ook tegen ons en tegen alle mensen. ‘Doe uw medemensen niets aan. Wees een goede vader en een goede moeder voor hen, zoals Ik dat ben voor alle mensen,’ zegt Hij met die woorden. Misschien is het goed dat we ons eens afvragen of wij altijd echt goed zijn voor onze medemensen. Of we ze geen kwaad doen, niet tegenwerken, niet doen alsof we ze niet kennen, niet weigeren ze te helpen als ze in nood zijn. Luisteren we daarbij altijd naar God de Heer? Luisteren we naar Jezus?

Want dat is de uitdrukkelijke wil van God: dat we naar Jezus luisteren. Dat horen we in het evangelie. Jezus is met Petrus, Jacobus en Johannes op de berg Tabor. Daar verandert Hij van gedaante, en voert Hij een gesprek met de profeten Elia en Mozes. De apostelen zijn daardoor zo aangegrepen dat Petrus voorstelt om drie tenten te bouwen, zodat Jezus op de berg kan blijven. En dan klinkt de stem van God de Heer, en Hij zegt: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde. Luister naar Hem.’ Dat is dus wat de apostelen moeten doen: niet op die berg blijven, maar naar Jezus luisteren en doen wat Hij zegt. En dat is: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf.

Ook tegen ons zegt God de Heer dat we naar Jezus moeten luisteren. Doen we dat echt, of luisteren we liever naar de vedetten van deze tijd? De vedetten die ons voorhouden wat we moeten doen om heel rijk te worden, en die ons constant de weg wijzen naar onszelf en naar onze zelfverheerlijking. Zijn zij onze goden, of is Jezus onze wegwijzer? Luisteren we echt naar Hem, en doen we echt ons best om te doen wat Hij ons vraagt?

Zusters en broeders, het is vandaag de 2e zondag van de veertigdagentijd, en op het menu van Broederlijk Delen staat ‘Keerpunt’.  Wel, het zou een goed keerpunt zijn als we in heel ons doen en denken zouden luisteren naar de woorden die we op Aswoensdag bij ons askruisje hoorden: ‘Bekeer u, en geloof in de Blijde Boodschap.’ Dat waren geen woorden van de voorganger, maar van Jezus. ‘Bekeer u’, zegt Hij, ‘laat deze veertigdagentijd een keerpunt zijn in uw leven. Deel mijn Blijde Boodschap met al uw medemensen, zeker wanneer die zozeer in nood verkeren dat ze letterlijk hongeren naar gerechtigheid. Help honger dus de wereld uit.’ Dat is het keerpunt waartoe niet Broederlijk Delen, maar Jezus ons oproept: dat we er zouden zijn voor anderen. Laten we ons best doen om naar Hem te luisteren, zoals God de Heer van ons vraagt, zodat we leven naar zijn Blijde Boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid. Dan zal God er altijd zijn voor ons en voor alle mensen. Amen. 

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha