- Eerste lezing: Jeremia 31, 31-34
- Evangelie: Johannes 12, 20-33
Cristiano Ronaldo, 82 miljoen euro; James LeBron, 77 miljoen euro, Lionel Messi, 71 miljoen euro, Roger Federer, 57 miljoen euro, Kevin Durant, 55 miljoen euro.
Zusters en broeders, dat zijn de namen en de inkomsten van de vijf best betaalde sportmannen van het voorbije jaar. Daartegenover stellen de best betaalde Belgische voetballers niets voor, want ze komen maar ergens in de buurt van 20 miljoen euro. Ocharme, kunnen ze daar wel mee leven? En het wordt nog erger wanneer je die arme sukkelaars vergelijkt met de acht rijkste mensen ter wereld. Die bezitten samen namelijk evenveel als de vijftig procent armsten ter wereld. Probeer je dat maar eens voor te stellen: acht rijke mensen bezitten samen evenveel als 3,75 miljard arme mensen samen, en weeg dat dan eens af tegen wat Jezus in het evangelie zegt: ‘Wie zijn leven liefheeft, verliest het, maar wie in de wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.’ Ik denk dat die rijke mensen hun leven helemaal niet haten, en dat ze evenmin het gevoel hebben dat ze het leven verliezen als ze het liefhebben.
Dus is het goed dat we ons afvragen wat Jezus met die woorden bedoelt, en het antwoord op die vraag vinden we onrechtstreeks in de eerste lezing. Daarin sluit God de Heer een nieuw verbond met het joodse volk, omdat dit volk voortdurend blijft zondigen tegen het oude verbond. Daarom zal dat nieuw verbond zal niet in wetteksten geschreven zijn, maar in het hart van de mensen gegrift worden. Met andere woorden: niet het uiterlijke naleven van de wet is van belang, wel de innerlijke naleving ervan.
En dat is wat Jezus bedoelt wanneer Hij zegt: ‘Wie zijn leven liefheeft, verliest het.’ Dat slaat dus op mensen die helemaal bij het uiterlijke blijven, bij wat ze zichtbaar en tastbaar in handen hebben: hun rijkdom, hun bezit, hun macht. En ze zijn daar zozeer mee bezig dat ze geen tijd hebben om echt te leven, om echt lief te hebben, om echt mee gelukkig te zijn, mee te voelen en mee te lijden met anderen. Dat kunnen ze met niets of niemand, behalve met zichzelf, met hun macht en hun bezit. Ze verliezen dus inderdaad het leven, want het draait alleen om henzelf.
Hoe anders is het met iemand die zijn leven haat, om het met Jezus’ woorden te zeggen, want dat is iemand die niet moet weten van een leven alleen voor en met zichzelf. Iemand die zichzelf niet insnoert in het niets van bezit, macht en eigenbelang, maar die openstaat voor anderen. Iemand die wél mee kan voelen, mee kan lijden en mee gelukkig kan zijn.
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in het verhaal van vandaag, en het zou mooi zijn als we waren zoals de Grieken in het evangelie. Zij klampen Filippus aan omdat ze Jezus willen ontmoeten. De evangelist zegt niet waarom ze dat willen, maar het is zeker niet om een selfie te maken met Hem. Wellicht zijn ze zoals de drie wijzen. Dat waren zoekende mensen die in een ster een teken zagen van Gods aanwezigheid in de wereld. Wellicht zien ook de Grieken in Jezus een teken van Gods aanwezigheid onder de mensen, en willen ze Hem daarom ontmoeten. Want in Hem ontmoeten ze dan de Zoon van een God van liefde en vrede, die meeleeft met armen en zieken, die melaatsen geneest, die niemand uitsluit, ook zondaars niet, en die maar één gebod kent: ‘Bemin God bovenal en bemin uw naaste gelijk uzelf.’ Hoe anders is God, is Jezus dan hun eigen Griekse goden. Die kennen alleen maar ontrouw, oorlog, wraak en vijandschap.
Zusters en broeders, willen ook wij, zoals die Grieken, Jezus echt ontmoeten, of hebben we ons leven zo lief dat we alleen onszelf willen ontmoeten? Willen ook wij in deze wereld van oorlog en terrorisme met Jezus mee op zoek gaan naar liefde en vrede? Willen ook wij een graankorrel zijn die veel vrucht voortbrengt? Vrucht van inzet voor elkaar, van hulp aan wie in nood is, van meeleven met onze medemensen. Daartoe zet God, zet Jezus ons aan, en dat doet in deze veertigdagentijd ook Broederlijk Delen. Laten we onszelf dus ‘openbreken’ zoals vandaag op het menu staat. Openbreken, zodat we niet op zoek gaan naar de miljoenen van macht en eigenbelang, maar openstaan voor God en voor elkaar, en helpen waar we dat kunnen. In Gods naam. Amen.