Jaar 2017-2018 Cyclus B
  • Eerste lezing: Handelingen 4, 8-12
  • Evangelie: Johannes 10, 11-18

Zusters en broeders,

‘Ik ben de goede herder’, zegt Jezus in het evangelie, en dat is een beeld dat we ons wellicht niet goed kunnen voorstellen, want wie kent hier vandaag nog een herder. Maar in Jezus’ tijd en maatschappij waren er veel herders, en ook historisch belangrijke figuren als Abraham, Mozes en koning David waren herders. En zingen wij niet zelf, naar een psalm van David, dat God de herder is die waakt over ons, die ons geleidt naar de groenende weiden, die ons altijd nabij is om ons naar vredige wateren te leiden? Wanneer Jezus zich de goede herder noemt, is dat voor zijn tijdgenoten dus geen beeldspraak, maar een werkelijkheid die aansluit bij hun geloof, bij hun heden en bij hun verleden.

Maar wij leven niet in dat verleden en in die cultuur. Dus is het goed dat we ons eens afvragen hoe Jezus zichzelf zou noemen mocht hij vandaag hier ergens in Vlaanderen de Blijde Boodschap verkondigen. Heel zeker zou Hij zich ook nu vereenzelvigen met een figuur die er alles voor over heeft om voor anderen te zorgen, zoals een goede herder dat deed voor zijn schapen. Zou Hij zich misschien de goede dokter noemen, of de goede leraar, of de goede priester of voorganger, of de goede maatschappelijke werker?

En hoe kunnen wij onszelf noemen? We zijn christenen, we proberen te leven naar Jezus’ woorden en daden, dus moeten we ons afvragen in hoever we beantwoorden aan het beeld van Jezus de goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen. Dat heeft Jezus letterlijk gedaan: zijn leven geven voor zijn medemensen. Gelukkig moeten wij niet sterven op het kruis om ons leven voor anderen te geven, want voor ons betekent dat alleen dat we ons leven aan anderen willen besteden, dat we dus geen huurlingen zijn die alleen aan zichzelf denken en alleen voor zichzelf leven. Op basis daarvan kunnen we ons afvragen of we goede herders zijn. Zijn we dus een goede vader of een goede moeder voor onze kinderen? Zijn we echt bezorgd om hen, of moeten ze maar hun plan trekken? Kunnen ze altijd bij ons terecht, of moeien we ons net te veel met hun denken en hun verlangen? En zijn we ook goede partners voor elkaar? Zijn we als leerkracht, dokter of burgemeester geen huurlingen die alleen maar denken aan goed verdienen en rijk worden? Zijn we als ondernemer, arbeider, bediende, secretaresse, bejaardenhelper een goede herder die zich inzet voor anderen en voor wie zijn onderneming of zijn job meer is dan winst en geld? Zijn we als bankier, winkelier, verkoper, trainer, minister of ik weet niet wat nog allemaal, want er zijn duizenden beroepen: zijn we, wie of wat we ook zijn, echt goed voor onze medemensen, nemen we onze verantwoordelijkheid op als dat nodig is, of slaan we, net als de huurlingen in Jezus’ verhaal, bij de minste probleem op de vlucht? Het zijn vragen die we ons zeker moeten stellen.

En we mogen ook niet vergeten goed te luisteren naar Petrus in de eerste lezing. Hij houdt een toespraak waaruit een enorm sterk geloof blijkt, en dat wekt verwondering op, want voordien was hij helemaal geen diepgelovige man. Net als de andere apostelen volgde hij Jezus alleen omdat hij in Hem de man zag die van Israël opnieuw een machtig en onoverwinnelijk koninkrijk zou maken, waarin hij misschien wel een belangrijke rol zou kunnen spelen. Maar toen stierf Jezus op het kruis, en werd die droom op brutale wijze aan diggelen geslagen. Dat het geloof van de apostelen echt niet veel voorstelde, blijkt ook uit het feit dat ze als hazen op de vlucht sloegen toen Jezus gevangen genomen werd. Maar dat piepklein geloof werd beresterk toen de verrezen Heer aan hen verscheen. Toen zagen ze dat Jezus echt de Zoon van God was, toen pas kende hun geloof geen grenzen. Een geloof dat hun een ontembare durf gaf, zoals blijkt uit de toespraak van Petrus: hij valt zonder meer de overheden en de oudsten aan en verwijt hen ronduit dat zij Jezus gekruisigd hebben. Jezus, die de Zoon van God is, en die de hoeksteen is waarop de wereld gebouwd is.

Zusters en broeders, het zou goed zijn als ons geloof zo sterk was als dat van Petrus en de andere apostelen, en het zou nog beter zijn als we, net als Jezus, een goede herder zouden zijn in heel ons doen en denken. Vandaag is het roepingenzondag, een dag waarop we bidden dat meer jonge mannen en vrouwen zich zouden geroepen voelen om God te dienen. Maar ook een dag waarop we allen geroepen worden om een goede herder te zijn. Een herder zoals Jezus geweest is, en zoals God voor ons is, Hij die is de herder die waakt over ons, die ons geleidt naar de groenende weiden, die ons altijd nabij is om ons naar vredige wateren te leiden. Laten wijzelf zo’n goede herder proberen te zijn. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha