- Eerste lezing: Handelingen 1, 1-11
- Evangelie: Marcus 16, 15-20
‘Nadat de Heer Jezus dit tegen zijn apostelen gezegd had, werd Hij ten hemel opgenomen en nam Hij plaats aan de rechterhand van God.’
Zusters en broeders, zo zegt Marcus het in zijn evangelie, en dat is wat we vandaag vieren: dat Jezus ten hemel werd opgenomen, en dat Hij zit aan Gods rechterhand. Maar waar woont God, en waar is de hemel? Het is een vraag die doorheen de eeuwen altijd opnieuw gesteld werd, en waarop dikwijls nogal gekke antwoorden gegeven werden, bijvoorbeeld dat de hemel ergens in de ruimte is, voorbij Mars en Jupiter, en ook voorbij de zon. En toch is het niet eens een moeilijke vraag. Ze is zo gemakkelijk dat de ouderen onder ons er al in hun kindertijd een antwoord op gekregen hebben, namelijk in de catechismus die we toen moesten leren. Daarin luidde vraag 28: ‘Waar is God?’ Misschien ken je het antwoord nog: ‘God is overal: in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen.’ Met dat eenvoudige antwoord weten we meteen waar God woont, en wat en waar de hemel is: God is overal, op alle plaatsen waar Hij thuis mag zijn, waar Hij God mag zijn, waar Hij zich thuis kan voelen. En waar God zich thuis kan voelen, daar is ook de hemel.
En waar voelt God zich thuis? Dat is waar gerechtigheid en trouw heersen, en waar liefde en vrede de plak zwaaien. God voelt zich dus thuis waar mensen niet voor zichzelf leven, maar waar ze zich spiegelen aan Jezus, die voor anderen leeft. God voelt zich thuis waar mensen niet met hun beperkingen, hun angsten, hun hebzucht, hun machtswellust, hun gebreken leven, maar waar ze al het mogelijke doen om goed te zijn en goed te doen, om vrede te stichten, om anderen te helpen, om lief te hebben.
Dat sluit direct aan bij wat Jezus bij zijn afscheid zegt. De apostelen vragen Hem: ‘Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?’ En Jezus antwoordt: ‘Gij zult kracht ontvangen van de heilige Geest die over u komt, om van Mij te getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de wereld.’ Niet anders klinkt het in het evangelie van Marcus. Daar zegt Jezus: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan iedereen de Blijde Boodschap bekend.’ En die Blijde Boodschap heeft niets te maken met het koninkrijk van Israël waarover de apostelen het hebben, want dat gaat over macht en overheersing, en misschien ook over onderdrukking, terwijl Jezus’ Blijde Boodschap een koninkrijk van liefde, vrede, inzet, trouw en hulp is. Een koninkrijk waarin God zich thuis voelt, een koninkrijk dat een weergave is van het Rijk van God, het Rijk der hemelen op aarde.
Zusters en broeders, hemelvaart betekent niet dat Jezus ons verlaten heeft, ons aan ons lot heeft overgelaten en zich niets meer van ons aantrekt. Toen Hij onder de mensen leefde, heeft Hij de Blijde Boodschap verkondigd en ze ook nageleefd. De Boodschap dat God een goede Vader en Moeder is die alleen maar liefde is, en die van zijn schepping hetzelfde vraagt. Bij zijn hemelvaart was die taak niet voltooid. Het was nu aan zijn leerlingen om die taak voort te zetten. Daartoe worden ze gezonden, maar ze zullen er niet alleen voorstaan: de heilige Geest, die de Geest is van de Vader en de Zoon, zal hen altijd bijstaan. Net zoals Hij ook ons bijstaat, want ook wij krijgen de opdracht mee te bouwen aan een wereld die een hemel op aarde is. Een wereld waarin God zich kan thuis voelen. Dat dit besef onze beleving van het feest van Jezus’ hemelvaart moge zijn. Amen.