- Eerste lezing: Handelingen 2, 1-11
- Evangelie: Johannes 20, 19-23
Zusters en broeders,
De eerste lezing vertelt het verhaal van nederdaling van de heilige Geest over de honderdtwintig leerlingen van Jezus, die na zijn hemelvaart samengekomen zijn in de bovenzaal van het laatste avondmaal. En weg is de angst dat ze hetzelfde lot zouden ondergaan als Jezus, weg is de angst voor de hogepriesters, de schriftgeleerden en de farizeeën, weg is ook de angst voor de Romeinse bezetters, en vol geloof getuigen ze van Gods grote daden. En ze hebben succes, want velen die naar Jeruzalem gekomen zijn om het Offerfeest te vieren, kwamen naar hen luisteren. Ze kwamen uit verschillende landen, waar ze misschien al generaties woonden, maar ze kenden hun joodse moedertaal nog goed genoeg om te horen dat die sprekers Galileeërs waren die heel enthousiast over God spraken. En ze horen heel andere dingen dan in het land van de Parten, Meden, Elamieten, Mesopotamiërs, Grieken, Romeinen en nog zoveel andere volkeren die vandaag Iran, Ethiopië, Turkije, Syrië, Irak, Griekenland, Italië en nog andere landen geworden zijn. Want de goden die daar vereerd werden, waren heel dikwijls vol wraakzucht, wellust, ontrouw, overspel, verraad en nog zoveel andere negatieve dingen. Dat is het beeld dat die joodse inwijkelingen kregen, en nu spreken die Galileeërs heel enthousiast over Gods grote daden van liefde en vrede, van vergeving en barmhartigheid, van goedheid en rechtvaardigheid. Een God die geen wraakzuchtige heerser is, maar een goede herder vol genade. En dat is de taal welke die halfvreemde joden willen horen: een taal over een God die alleen maar liefde is.
Hoe goed zou het zijn als ook vandaag alle mensen elkaars taal zo graag zouden willen verstaan. Niet omdat ze dezelfde taal spreken, maar omdat ze naar elkaar willen luisteren, omdat ze belangstelling hebben voor elkaar, omdat ze elkaar niet willen overheersen, onderwerpen, uitbuiten. Maar is dat ook zo? Probeer je eens voor te stellen dat de heilige Geest vandaag in Antwerpen over Jezus’ leerlingen zou neerdalen. Zouden velen van de meer dan 170 nationaliteiten die de stad rijk is vol enthousiasme naar hun woorden over Gods goedheid, liefde en vrede komen luisteren? Zouden ook zij hen in hun eigen taal horen spreken over Gods barmhartigheid en genade? En zouden ze het willen verstaan?
En is het niet goed dat ook wij ons eens afvragen of wij zouden willen luisteren naar Gods grote daden, en of wij het zouden willen verstaan? Of dus ook in ons de gaven van Gods Geest zouden kunnen werken, zoals ze werkten in de leerlingen van Jezus en in hun toehoorders? De gaven die Paulus in de tweede lezing benoemt, en die we bezingen in het lied over de goede vruchten die groeien aan de Geest. En die vruchten zijn ‘de liefde en de vreugde, de vrede allermeest, geduld om te verdragen en goedertierenheid, geloof om veel te vragen, te vragen honderd uit.’ We zingen dat zo mooi in dat lied, maar willen we die vruchten van de Geest ook echt in ons opnemen? Vragen wij dat echt: liefde en vreugde, vrede en geduld en al die andere goede vruchten die groeien aan de Geest? Vragen wij echt aan de Heer onze God dat Hij zijn Geest, die ook de Geest van Jezus is, over ons zou uitstralen? Want die vruchten van de Geest brengen verplichtingen met zich mee, en misschien zijn we daar niet op uit. Misschien willen we soms niét vol liefde zijn. Misschien is de vrede ver te zoeken in onze relaties, in ons gezin, onze familie, onze straat, onze vereniging, onze werkplaats, kortom: overal waar wij leven. Misschien zien we helemaal geen reden om vol vreugde te zijn, omdat we in diep verdriet gevangen zijn. Misschien zijn we dikwijls niet zo verdraagzaam als we dat zouden moeten zijn. Misschien …
Zusters en broeders, de vruchten van de Geest uitstralen is wat God, wat Jezus aan ons en aan alle mensen vraagt. Het zijn de vruchten die Jezus ons heeft voorgeleefd, en die ook over ons zijn neergedaald. Als iedereen die vruchten van de Geest zou naleven, als Gods Geest door iedereen zou mogen stralen, zou de wereld alleen maar geluk kennen. Laten we dus vurig bidden dat Gods Geest over ons en over al onze medemensen moge komen. Wat een hemel op aarde zou de wereld dan zijn. Amen.