- Eerste lezing: Deuteronomium 4, 32-34.39-40
- Evangelie: Mattheus 28, 16-20
‘Maak alle volkeren tot mijn leerlingen en doop hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’
Zusters en broeders, dat is de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen geeft. Maar dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest: hoe kan dat? Er is toch maar één God? Hoe kan je dan van drie personen spreken? Dat is een onbegrijpelijk en ondoorgrondelijk mysterie: hoe kan één God tegelijk drie personen zijn? Hoe kan God anders zijn dan gewoon anders?
Wellicht klinkt het vergezocht, maar misschien wordt het een beetje begrijpelijker als we puur menselijk denken, want dan kunnen we zeggen: Wat zou het goed zijn als we zouden begrijpen dat onze partner, onze kinderen, onze buren, onze werkgever, onze ik weet niet wie nog allemaal vandaag heel anders is dan gisteren. Dat hij of zij precies een ander iemand geworden is. Gisteren was hij vrolijk, gelukkig, verdraagzaam, optimistisch, en vandaag is hij lastig, opvliegend, onverdraagzaam en ongelukkig. Of doet hij maar alsof? Dat is trouwens een vraag die we ons heel gemakkelijk stellen: meent hij echt wat hij zegt? Is hij of zij echt ongelukkig? Of voeren ze misschien een nummertje op! Vinden ze misschien dat iedereen moet delen in hun mindere dag, en dat iedereen hun tekorten en hun gebreken maar moet aanvaarden? Of vinden ze dat alleen hun verdriet, hun gevoel echt is, en dat alleen zij het recht hebben hun troosteloosheid, hun colère, hun ontevredenheid te kijk te stellen? En wat voor zulke gedragingen geldt, geldt voor alles wat we hebben of zijn: arm of rijk, ziek of gezond, oud of jong en ga zo maar door: heel dikwijls aanvaarden we niet dat iemand echt anders is of anders doet dan we gewoon zijn of zouden willen. Waarbij we gemakshalve vergeten dat wij dat zelf ook wel eens doen: anders zijn en anders reageren dan gisteren, en de anderen moeten dat maar slikken.
Wat zou het goed zijn als we nooit op zo’n manier op ons eentje door het leven zouden willen gaan. Als we dus niet zouden streven naar verdeeldheid, maar naar eenheid met onze omgeving en met alle mensen met wie we omgaan. Dat ligt niet altijd voor de hand, en het is ook niet gemakkelijker geworden dan vroeger, want onze samenleving is heel sterk veranderd door een toevloed van mensen met een andere taal, een andere cultuur, andere opvattingen en gebruiken, andere eisen, andere gevoelens. Wat zou het goed zijn als al die verscheidenheid zou leiden tot eenheid.
Maar dat kan alleen als we ons spiegelen aan de Drie-ene God. De God in drie personen: Vader, Zoon en heilige Geest. Personen die elkaar niet bestrijden en niet uitstoten, want ze kennen alleen maar liefde. God is liefde, en daarmee is alles gezegd. Daarmee wordt ook het ondoorgrondelijke mysterie bijna iets natuurlijks, want liefde kent geen grenzen, zeker niet de liefde van de Drie-ene God. Hij voert dus geen nummertjes op zoals wijzelf dat wel eens doen, want hoe onvatbaar en ondoorgrondelijk Hij ook is: Hij is altijd liefde.
Zusters en broeders, in de eerste lezing spoort Mozes het volk aan: ‘Onderhoud Gods voorschriften en geboden. Dan zult gij met uw kinderen gelukkig zijn en lang leven.’ Misschien klinkt het vergezocht, maar het is waar wat Mozes zegt. Als wij en alle mensen Gods voorschriften en geboden zouden onderhouden, zouden we met zijn allen inderdaad lang en gelukkig leven, want er is maar één voorschrift en één gebod, en dat is liefde. Wat zou de wereld dan echt een sprookje zijn van lang en gelukkig leven. Maar dat kan alleen als we ons met zijn allen alleen maar spiegelen aan onze Drie-ene God, Hij die één is in de verscheidenheid van drie personen, Hij die alleen maar liefde kent. Amen.