- Eerste lezing: Exodus 24, 3-8
- Evangelie: Marcus14, 12-16.22-26
Een mens van vlees en bloed; iemand het bloed onder de nagels vandaan halen; bloeddorstig zijn; kwaad bloed zetten; van vlees en bloed; van blauw bloed, ze heeft bloedjes van kinderen, zich het bloed onder de nagels uit werken …
Zusters en broeders, het zijn maar een paar van de vele uitdrukkingen waarin het woord bloed voorkomt. In de dikke Van Dale vind je tientallen van die uitdrukkingen, en ook bijna driehonderd samenstellingen met het woord bloed. Verbazingwekkend is dat niet, want al van in de verre oudheid komt dat woord in alle culturen veelvuldig voor. Dat kan ook niet anders, want bloed behoort tot de essentie van het leven. Geen leven zonder water, maar ook geen leven zonder bloed. Niet verwonderlijk dus dat een verbond tussen volkeren vaak afgesloten werd met een ceremonie waar bloed bij betrokken was. Dat zien we ook in de eerste lezing. Mozes sprenkelt bloed over het altaar en over het volk, en dat is een teken van het verbond tussen God en zijn volk. Precies hetzelfde gebeurt op het Laatste Avondmaal: van de wijn die Jezus gezegend heeft, zegt Hij: ‘Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen.’
Maar een verbond wordt niet zomaar afgesloten, het houdt verplichtingen in, en de vraag is of die altijd nageleefd worden. ‘Alles wat de Heer vraagt, zullen wij doen en ter harte nemen’, belooft het joodse volk wanneer het Verbond met de God afgesloten wordt. En wat de Heer vraagt, is trouw aan zijn geboden van liefde en vrede. Maar wanneer we vandaag zien hoe Israël omgaat met zijn Palestijnse buren, merken dat ze helemaal niet ter harte nemen wat de Heer vraagt. Want die vraagt niet dat ze tientallen jonge en ongewapende Palestijnse betogers dood schieten, en duizenden anderen zwaar kwetsen. Liefde en vrede: dat is wat het Verbond met God de Heer insluit, en geen haat en oorlog.
Liefde en vrede sluit ook het Verbond in dat via Jezus met God wordt afgesloten. ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’, zegt Hij. Maar doen wij dat? ‘Zijn gedachtenis doen’ bestaat uit houden van, breken en delen met elkaar. Niet alleen onszelf graag zien en niet alleen voor onszelf leven, maar onszelf kunnen delen met anderen. Onszelf kunnen geven aan anderen: aan ons gezin, onze buren, onze gemeenschap, aan alle mensen, zeker aan mensen in nood. Mensen die reddeloos verloren zijn als ze aan zichzelf overgelaten worden. In dat verband zegt Jezus: ‘Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het zal drinken in het Koninkrijk van God.’ En die wijnstok is de boodschap van liefde en vrede die Hij ons heeft voorgeleefd, en die kan alleen maar bloeien en vruchten voortbrengen als wij met zijn allen meebouwen aan het Koninkrijk van God. Dat is geen rijk van macht en eigenbelang, en nog minder van geweren, atoombommen en terrorisme, maar een rijk van liefde en vrede.
Zusters en broeders, op Sacramentsdag vieren we het Laatste Avondmaal, toen Jezus zei: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis.’ Om dat te vieren komen we elke week samen om te eten van zijn Brood, en we herdenken dankbaar dat Hij zijn bloed vergoten heeft voor een nieuw en eeuwig Verbond tussen God onze Heer en alle mensen. Maar het mag niet blijven bij samenkomen, samen vieren en samen gedenken. Nee, we moeten samenkomen om Hem actief te gedenken, en dat is de vraag die we ons moeten stellen: doen wij dat? Spannen wij ons inderdaad actief in om het Verbond niet alleen tijdens deze viering te beleven, maar ook in ons leven voor en na de viering? Is ons gedenken meer dan wekelijks een uurtje samenkomen, samen bidden, samen zingen en samen luisteren naar Gods Woord, of brengen we dat allemaal tot uiting in ons dagelijks leven, op elk uur van de dag? Zijn we alleen maar weekendchristenen, of zijn we voltijdschristenen die willen meebouwen aan het Koninkrijk van God? Het zou mooi zijn mocht Sacramentsdag op die manier echt worden in ons leven, en het zou fantastisch mooi zijn mocht dat ook zo zijn in het leven van alle mensen, waar ook ter wereld. Amen.