Jaar 2006-2007 Cyclus C
Bezinning bij / surfen naar:

Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”

Zusters en broeders, ik denk dat dit woorden zijn die velen onder ons zeer goed begrijpen. Misschien zitten wij immers in hetzelfde schuitje als de apostelen, misschien kunnen ook wij niet bidden of weten ook wij niet hoe we dat moeten doen. Misschien bestaat ons gebed er heel dikwijls in dat we zeggen: “God, ik kan niet bidden. Vergeef het mij, maar ik kan het niet. Ik zou ook niet weten hoe ik het moet doen. Bidden, spreken tot iemand die ik niet van aangezicht tot aangezicht zie, met wie ik niet kan telefoneren en die me niet direct antwoordt ... nee, ik kan het niet.”

Ik denk dat God dit gebed - want zeggen dat je niet kunt bidden, is natuurlijk ook bidden; - ik denk dus dat God dit gebed zeer goed begrijpt. Dat zien we aan de reactie van Jezus: Hij begint niet op te spelen, vraagt zich niet af hoe het mogelijk is dat ze niet weten hoe ze moeten bidden. Integendeel, Hij geeft hun onmiddellijk een gebed dat voor Hem de kern is van alle gebeden: het Onze Vader. Dat zijn de woorden waarmee we tot God kunnen bidden. Alles steekt erin: een deel eer aan God: dat zijn Naam geheiligd zou worden, dat zijn Rijk zou komen, dat de wereld, dat wij zouden leven zoals God dat heeft gewild: liefdevol en vredevol. En verder een deel voor onszelf: dat we niets tekort zouden komen, en dat we zouden weerstaan aan de verleiding niet goed te zijn en alleen voor onszelf te leven. En ten slotte een deel voor onze naaste: dat God ons onze fouten zou vergeven zoals wij de fouten van anderen vergeven. Een bede die meteen de verplichting inhoudt dat we effectief zouden vergeven aan wie in de fout is gegaan.

Zo moeten we bidden, zegt Jezus, en Hij voegt eraan toe dat we moeten blijven bidden, met aandrang. Daarom vertelt Hij de parabel over de man die ’s nachts brood gaat vragen aan zijn buur. Blijven bidden, blijven zagen zelfs, niet opgeven, want wie met aandrang vraagt, zal krijgen wat Hij vraagt. Dat wordt ook in de eerste lezing geïllustreerd. Die schitterende lezing over Abraham, die op een bijna doortrapte manier aan het sjacheren gaat met God. Vooral de manier waarop hij het getal van vijftig weet te verminderen naar vijfenveertig, is een staaltje van pure sluwheid: hij vraagt niet om de stad te sparen als er maar vijfenveertig rechtvaardigen zijn, maar hij zegt: God, Gij gaat de stad toch niet vernietigen om die vijf die er tekort zijn om aan die vijftig te geraken, zeker. En dan begint hij verder af te bieden. Hij bidt met aandrang, niet voor zichzelf, maar voor anderen. En we merken dat God zonder aarzelen of tegenpruttelen altijd mee opschuift, altijd opnieuw zijn grenzen verlegt. In ons voordeel, omdat Hij nu eenmaal onze Vader en Moeder is, zoals Jezus ons heeft geleerd.

Krijgen we via ons bidden altijd wat we vragen? Op het einde van de evangelielezing zegt Jezus daarover iets heel belangrijks: “Hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie erom vragen.” Zusters en broeders, ik denk dat hier de kern van elk bidden verwoord wordt. Wij kunnen alles aan God vragen, en we moeten dat ook met aandrang blijven doen. Maar misschien zullen we bidden om een genezing, en het zal gebeuren dat die zieke niet geneest. Of we bidden om een goede schooluitslag voor onze kinderen en kleinkinderen, en het zal gebeuren dat ze met een slecht resultaat naar huis komen. Of we kunnen bidden om vrede in ons gezin en in onze omgeving, en het kan gebeuren dat er juist meer en meer onvrede komt. Of we kunnen bidden om mooi weer, een goede oogst, een mooie vakantie … noem maar op: we kunnen bidden om alles. Misschien zijn er zelfs mensen die bidden om een zes op de lotto. Maar wat zien we? Dat we dikwijls niet krijgen waar we om bidden. Is God dan een vader die zijn zoon een steen geeft wanneer die hem om brood vraagt, of een slang in plaats van een vis, of een schorpioen in plaats van een ei? Natuurlijk niet. Maar God is ook geen automaat die je ruil voor een gebedje of een kaarsje een genezing, een mooie vakantie of goed weer geeft. Zo werkt het natuurlijk niet. Hoe het wél werkt, leert Jezus: God geeft ons als antwoord op ons bidden zijn heilige Geest, zijn Geest die ons sterkt om ziekte en dood te dragen, om vrede te bewerken en te bewaren, om tegenspoed te boven te komen, om goed en liefdevol en vredevol te zijn.

Zusters en broeders, dat is wat bidden in ons teweegbrengt: het maakt rustig, sterk, liefdevol, vredevol. Bidden is God in ons leven, in ons dagelijks leven, in onze liefde maar ook in onze pijn aanwezig brengen. En God is goed, God is liefde, God is vrede.

En zo staan we terug bij het vertrekpunt: ‘Heer, leer mij bidden, want ik kan het niet.’ Welnu, laten we het proberen en blijven proberen. Want bidden maakt rustig, sterk, liefdevol en vredevol. Naar het beeld van God zelf. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha