Zusters en broeders,
Misschien ken je het verhaal, misschien heb ik het zelf al verteld, ik weet het niet. Maar ik vind het een mooi verhaal, dat helemaal past bij de lezingen van vandaag, dus vertel ik het graag opnieuw.
Een Amerikaanse toerist is met vakantie in Mexico, en op een van zijn wandelingen ziet hij een man aan het vissen in een groot meer. Nieuwsgierig gaat hij erbij zitten en wacht. Beiden zeggen niets. De man vangt zonder veel moeite een eerste vis, dan een tweede en dan een derde vis. Hij pakt zijn visgerief bij elkaar en verdwijnt. ’s Anderendaags gaat de toerist rond hetzelfde uur naar het meer, en jawel, daar zit de visser opnieuw. Maar dit keer vangt hij maar twee vissen. De volgende dag hetzelfde ritueel, en ook de dagen daarna: soms vangt hij twee, soms drie vissen. Na een week houdt de Amerikaan het niet meer uit en spreekt hem aan. Waarom hij elke dag komt vissen, en waarom hij nooit meer dan drie vissen vangt. De man antwoordt dat hij het dagelijkse eten voor zichzelf, zijn vrouw en zijn kinderen komt halen. Vangt hij grote vissen, dan heeft hij er aan twee genoeg, en anders moet hij er drie vangen. ‘En wat doe je de rest van de dag?’, vraagt de Amerikaan. ‘Ik zorg ervoor dat mijn veld genoeg maïs opbrengt, en de rest van de dag breng ik bij mijn vrouw en mijn kinderen door,’ antwoordt de man,
De Amerikaan kan zijn oren niet geloven. ‘Maar man toch. Je zit hier met één enkel lijntje te vissen, en op een wip heb je twee of drie vissen, dus zit er een pak vis in dat meer. Als je een uurtje langer vist, kun je de vis die je niet nodig hebt verkopen. Met dat geld koop je een tweede lijn, zodat je nog meer vis kunt vangen. Die verkoop je ook. Binnen een paar weken heb je geld genoeg voor een derde en een vierde lijn, en zelfs voor een net. Je vangt dan zoveel vis dat je hem in de stad kunt gaan verkopen. Na een paar maanden kun je een kleine boot kopen, waarmee je nog veel meer vis kunt vangen en verkopen. Binnen een jaar heb je een grote boot, zodat je ver in het meer kunt varen, waar nog veel meer vis steekt. Je zult er zoveel vangen dat je in de stad een viswinkel kunt openen, waarin je vrouw en je kinderen kunnen werken. Dat brengt weer een smak geld op. Daarmee kun je een tweede boot kopen, waarop je mannen voor jou kunt laten werken. Dat maakt je nog rijker. Voor je het weet, heb je drie, vier boten, en werkt het halve dorp voor jou.’ ‘Waarom zou ik dat allemaal doen?’ vraagt de visser nieuwsgierig.
‘Maar man toch,’ antwoordt de Amerikaan bijna verontwaardigd om zoveel onverstand, ‘als het halve dorp voor jou werkt, hoef jij toch niets meer te doen, en kun je zorgeloos van het leven genieten.’ ‘En wat ben ik nu aan het doen, denk je?’ vraagt de visser verbaasd.
Ik zei het al: het verhaal sluit perfect aan bij de lezingen van vandaag. Prediker zegt: ‘Wat heeft een mens aan al zijn geploeter, en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt?’ Jezus zegt: ‘Geen enkel bezit kan uw leven veilig stellen.’ En de rijke man die door een overvloedige oogst superrijk is geworden, en die zijn rijkdom in grotere, nog te bouwen schuren wil opbergen, noemt Hij een dwaas, want nog deze nacht komt God zijn leven opeisen.
Zusters en broeders, mogen we dan geen bezit verwerven en is welvaart slecht? Nee, welvaart is goed. Ze geeft ons meer kansen om ons menszijn te ontwikkelen. Mensen die niets hebben, kunnen alleen maar bezig zijn met de vraag hoe ze die dag zullen overleven. Aan morgen durven ze niets eens denken. Ongewild lopen ze het risico dicht te groeien, want alleen maar bezig met die ene vraag: Hoe overleef ik? Ik zou dus zeggen: we moeten streven naar wat welvaart, al is het maar om onze kinderen goede kansen te geven. De vraag is alleen of we ook moeten streven naar meer dan gewone welvaart. Of we moeten streven naar rijkdom, grote rijkdom, buitensporige welvaart.
Het is op die vraag dat de lezingen van vandaag een antwoord geven. Prediker lijkt een onverbeterlijke pessimist, want voor hem is alles ijdelheid. Enfin, zo lijkt het toch in de lezing van vandaag. Maar in het vers dat volgt op wat we hoorden, een vers dat spijtig genoeg niet in de lezing werd opgenomen, zegt hij: ‘Het is daarom nog maar het beste voor een mens dat hij zich aan eten en drinken tegoed doet en volop geniet van wat hij moeizaam heeft verworven. En ook dat, zo heb ik ingezien, is in de hand van God.’ Het leven is dus in de hand van God, is een geschenk van God. Daarmee sluit Prediker naadloos aan bij het verhaal dat Jezus vertelt. Die rijke man doet alsof hijzelf zonder meer over zijn leven kan beslissen. Jezus zegt letterlijk dat hij bij ‘zichzelf overlegt’ en tot ‘zichzelf spreekt’. Alleen bij en tot zichzelf. Met niets of niemand houdt hij rekening, want alles is van hem, niet alleen zijn rijkdom, maar ook zijn leven. ‘Dwaas!’ zegt Jezus, ‘het leven is een geschenk en van een geschenk moet je genieten. Je moet het niet oppotten in grote schuren en afgrendelen met een stevige omheining en dubbele sloten, maar ervan genieten. Niet alleen bij en met jezelf, maar met je naaste, je omgeving, de wereld. Want zo word je rijk bij God.’
Zusters en broeders, het leven is een geschenk van God, een geschenk waarvan we mogen genieten. Prediker en Jezus verkondigen juist dezelfde boodschap: ‘Geniet van dat geschenk, geniet van de kleine dingen van elke dag, geniet van de dingen die niet met geld te betalen zijn, zoals liefde en vrede en vreugde. En maak dat je niet dichtgroeit. Laat je niet toenaaien door je rijkdom, want dan ben je alleen op jezelf aangewezen en kun je niets meer delen: geen smart, maar ook geen liefde, geen vrede en ook geen vreugde. En als je die niet meer kunt delen, dan héb je ze ook niet meer. En dan heb je ook geen leven meer. Dan wordt alles ijdelheid, lucht en leegte, zoals Prediker zegt. En ik denk niet dat dit ons hoogste verlangen kan zijn. Amen.’