‘Wees niet bevreesd’ en ‘Wees waakzaam’, dat zijn de aansporingen die Jezus ons vandaag meegeeft.
‘Wees niet bevreesd.’ Hoe donker de nacht ook is, hoe groot de ellende, hoe pijnlijk het verdriet, hoe diep de kwetsuur: God laat ons niet in de steek. Misschien kan Hij afwezig lijken, maar dat is alleen omdat Hij weet wanneer de dief NIET komt. Hijzelf komt wanneer je Hem niet verwacht, en Hij is waar Hij niet lijkt thuis te horen. Hij was dus in de kampen van de nazi’s en de communisten. Hij was in de burgeroorlogen in het Joegoslavië, Hij is in de oorlog in Irak en Afghanistan en in de moorpartijen van de moslimterroristen. En nu hoor ik u denken: als Hij daar was en is, hoe kon en kan al dat vreselijks dan gebeuren? Welnu, ik denk dat het antwoord is: Het was en is nu al onuitsprekelijk wreed en vreselijk. Hoeveel wreder en vreselijker zou het zijn en geweest zijn wanneer Hij er NIET was en niet was geweest? Ik mag er niet aan denken dat God zijn ogen van deze wereld zou afwenden. Als dat zou gebeuren, zouden we het niet lang kunnen voortvertellen, daar ben ik zeker van.
‘Wees waakzaam.’ Dat zijn we in hoge mate: waakzaam. We pakken onszelf in met geld en goed, we verzekeren onszelf tegen ziekte en ongeval, we barricaderen ons huis met grendels en alarmsystemen. En we vinden met zijn allen dat de politie nooit is waar ze moet zijn. We zijn dus waakzaam, maar we zijn het vooral voor onszelf. Jezus leert ons waakzaam te zijn voor anderen. ‘Gelukkig de dienaars die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: hij zal zich omgorden en hij zal hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen.’
Zusters en broeders, de Heer zelf zal ons dienen als we dat soort waakzaamheid aan de dag leggen: waakzaamheid voor anderen, voor onze omgeving, voor ons milieu, voor onze wereld. Een waakzaamheid die erin bestaat dat we oog en oor hebben voor elkaar, dat we verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar, dat we zorg dragen voor elkaar. Soms lijkt het me dat onze maatschappij ten onder gaat aan wederzijdse onverschilligheid. Luisteren naar elkaar, iemand zijn verhaal laten doen, aandacht hebben voor elkaars vreugde en verdriet, openstaan voor elkaar: dat is de waakzaamheid waar Jezus het over heeft. Want denk erom: openstaan voor elkaar is openstaan voor God. Je naaste beminnen is hetzelfde als God beminnen.
En Jezus zegt ook: ‘Houd uw lendenen omgord’, en ook dat betekent: wees altijd klaar om naar anderen toe te gaan. Hecht je niet zozeer aan je geld en je goed dat je eraan vastgeklit zit. Laat je werk en je hobby’s niet zozeer over je heersen dat je geen tijd meer om in te springen voor een familielid, een buur, een vriend, een onbekende die in nood verkeert. Allen zijn we aangesteld om zorg te dragen voor elkaar en voor Gods schepping, die onze wereld is en de wereld van iedereen. Dus moet iedereen ook zorg dragen voor het stukje wereld dat binnen handbereik ligt. We hebben niet het recht dat stukje wereld te verwaarlozen, te vergiftigen, onleefbaar te maken. Zorg voor het milieu is een christelijke plicht. De wereld is immers niet ons ding, hij is het ding van God, dat wij in bruikleen hebben gekregen om er met zijn allen een stukje paradijs van te maken, elk op zijn gebied.
En Jezus zegt verder: ‘Houd uw lamp brandend’. De lamp van de liefde en de vrede, de lamp van het geloof. Daarover zegt Paulus in de eerste lezing. ‘Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.’ Met andere woorden: het geloof maakt mogelijk wat onmogelijk lijkt. Het geeft kracht waar onmacht heerst en hoop waar wanhoop dreigt. Het bouwt immers een vaste grond onder wat wij hopen.
Zusters en broeders, op het einde van de evangelielezing zegt Jezus: ‘Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist; en van hem aan wie veel is toevertrouwd, zal des te meer worden gevraagd.’ Ik denk dat Hij hier hetzelfde zegt als in de parabel over de talenten: wie er vijf heeft gekregen, moet er meer bijverdienen dan wie er maar twee of een heeft gekregen. En ik denk ook dat wij hier in het welvarende westen heel veel krijgen: de kans om onszelf en onze kinderen in rust en vrede te ontwikkelen, om ons leven en dat van ons gezin in vrijheid uit te bouwen, om te genieten van al het goede en al het mooie dat de Heer ons in bruikleen heeft gegeven. Ik denk dus dat God van ons heel veel waakzaamheid, heel veel omgorde lenden en heel veel licht in onze lampen verwacht. Ten bate van elkaar en van de hele wereld. Amen.