Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
“Rijken verschansen zich achter muren.”
Onder die kop publiceerde De Standaard op 20 augustus een paginagroot artikel over de zogenaamde ‘gated communities’. Dat zijn stadswijken en zelfs hele nieuwe steden waarin rijke mensen zich achter versterkte muren, bewakingsagenten, ontelbaar veel bewakingscamera’s en dure alarmsystemen verbergen. Officieel zijn ze op zoek naar veiligheid, en dat zal natuurlijk wel meespelen, maar in werkelijkheid speelt er iets heel anders: ze willen niet meer samenleven met mensen die het minder goed hebben dan zijzelf, ze zijn niet meer bereid hun leven en ook een beetje van hun overvloed met anderen te delen. Ze willen, om het te zeggen zoals het is, niet besmet worden door de armoede van velen, en daar hebben ze heel veel geld en ook heel veel vrijheidsberoving voor over. Want hoe je het ook draait of keert, ze sluiten zichzelf op in een grote gevangenis. Toch komen er overal van die gevangenissen bij. Vandaag leven er in de Verenigde Staten al zestien miljoen, of meer dan vijf procent, Amerikanen in zulke versterkte gevangenissen, en in een stad als Los Angeles loopt dit getal zelfs op tot veertig procent. En het is geen typisch Amerikaans verschijnsel: wereldwijd, dus ook in Vlaanderen, vind je zulke ommuurde rijkemansburchten waarin de bewoners zich afzonderen van de zogenaamde boze buitenwereld. Niet vertrouwen, wel wantrouwen vormt de basis van hun bestaan, en niet gemeenschapszin, wel egoïsme leidt hun leven, en vanuit hun ommuurde vesting kijken ze neer op hen die niet zo rijk zijn als zijzelf.
Hoe anders klinken de lezingen van vandaag. ‘Als je rijk bent, blijf dan bescheiden’, raadt Jezus Sirach in de eerste lezing aan. ‘Voor de kwaal van een hoogmoedige is er geen genezing, want het kwaad wortelt in zijn hart.’ En in het evangelie geeft Jezus een heel wijze raad: ‘Wanneer je ergens genodigd wordt, neem dan niet meteen de belangrijkste plaats in, want je weet wel: wie zich verheft, zal vernederd worden. Installeer je beter op de achtergrond, want wie zich vernedert, zal verheven worden.’ Ik denk hierbij met weemoed terug aan iemand die ik jarenlang gekend heb, een man van aanzien en positie, die van de ene receptie naar de andere vergadering moest. Hij hiel zich altijd op de achtergrond, niet omdat hij naar de voorgrond wou verwezen worden, maar gewoon omdat hij nederig was, echt nederig van hart en ziel.
Maar dat buiten beschouwing gelaten: raadt Jezus ons hier aan een spelletje van valse bescheidenheid te spelen om daarna triomfantelijk geëerd te kunnen worden? Moeten we werkelijk een leugenachtig toneel opvoeren om des te meer complimenten te oogsten? Natuurlijk niet. Wie Jezus een beetje kent, weet dat Hij altijd recht door zee gaat. Hij heeft opgemerkt dat de genodigden op de maaltijd de beste plaatsen kiezen, dus wijst Hij hen met een parabel terecht. Maar hun houding en de parabel die eruit voortvloeit vormen de directe aanleiding om dieper op de dingen in te gaan, dus om zijn echte Boodschap te verkondigen. Hij heeft een publiek van farizeeën van wie Hij weet dat ze Hem niet bijzonder genegen zijn, dus profiteert Hij van de gelegenheid om naar de kern van de zaken te gaan. En die kern is, net zoals in het evangelie van de vorige weken, dat we moeten leven met een toekomstperspectief: wat we nu doen, zal ons vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen, zegt Jezus. Je weet wel, schatten vergaren in de hemel, noemt Hij dat op een andere plaats.
Jezus ziet hoe mensen als het ware vechten voor aanzien op deze wereld. Welnu, zegt Hij, je moet bezorgd zijn om het aanzien dat je bij God geniet. Ik weet het, het is een boodschap die velen achterhaald, zelfs dom vinden. Er is volgens die velen immers geen hiernamaals, het enige wat telt is het leven dat we nu kennen. Daarna is er niets meer. Ik vind dat, eerlijk gezegd, een zielige overtuiging. Soms lijkt het me zelfs een uitvlucht om vooral niet te moeten delen, om vooral zijn eigen gangetjes te kunnen gaan, om alleen maar zijn eigen beste vriend en zijn eigen naaste te moeten zijn. Wij christenen, wij leven wél met een toekomstperspectief. We weten en geloven dat dit leven niet het einde is, dat aan de overzijde van dit leven een ander leven wacht waar we nu naartoe leven. En we weten ook dat aan die overkant God op ons wacht, God die ons voorhoudt goed te zijn, niets minder dan goed. Goed voor onszelf, goed voor elkaar, goed voor onze medemens. Vanuit het besef en vanuit het geloof dat Hij onze voeten richt en onze handen stuurt.
Vandaag zegt Jezus duidelijk waarop onze handen en voeten moeten gericht zijn: op de armen. Hij doet dit met de raad niet onze rijke vrienden aan onze tafel te nodigen, wel de armen, de gebrekkigen, de kreupelen. Mensen van wie we niet kunnen verwachten dat zij ons op hun beurt aan hun rijke tafel zullen nodigen, want ze hebben geen zulke rijke tafel.
Zusters en broeders, dit is een duidelijke boodschap van Jezus. Onze eerste opdracht is de zorg voor hen die in dit leven en op deze wereld aan de rand moeten leven. Het is ook de eerste opdracht van onze Kerk. Ze moet zich niet identificeren met rijkdom en macht, maar resoluut de stem en de steun zijn van de armen. Wij noch onze Kerk mogen ons dus inkapselen achter versterkte kerkgebouwen, ontelbaar veel alarmwetten, afschrikwekkende verboden en dure dogma’s. We zijn geen ‘gated community’, we zijn wel het beeld van God hier op deze aarde. En God is liefde, openheid, hartelijkheid, broederlijkheid, barmhartigheid.
Wij zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, en we willen volgelingen zijn van zijn evenbeeld Jezus. Welnu, laten we daar werk van maken. Amen.