Zusters en broeders,
Misschien denk je nu bij jezelf: Vergist de voorganger zich niet? Dat evangelie hebben we toch al gehad? Wanneer je dat denkt, heb je bijna gelijk: twee weken geleden hoorden we inderdaad ongeveer hetzelfde evangelie, maar toen was het in de versie van Marcus, nu is het in die van Lucas. En dat komt omdat er vandaag een nieuw kerkelijk of liturgisch jaar begint.
Misschien is het goed dat we daar even blijven bij stilstaan. Het burgerlijke jaar begint op 1 januari, het kerkelijke, of liturgische jaar begint op de eerste zondag van de advent, en gewoonlijk is dat de eerste zondag van december. In een driejaarlijkse cyclus lezen we elk jaar een andere evangelist: het eerste jaar is dat Mattheus, het tweede Marcus en het derde Lucas. Johannes heeft geen eigen jaar, maar wordt verdeeld over de drie jaren. In dit nieuwe liturgische jaar lezen we Lucas, en tussendoor zullen we ook geregeld een lezing horen uit het evangelie volgens Johannes.
Maar een liturgisch jaar, wat is dat eigenlijk? Het is een jaar dat gebouwd is rond de grote gebeurtenissen uit onze heilsgeschiedenis: Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Hemelvaart. Met andere woorden: Jezus’ geboorte, zijn lijden, dood en verrijzenis, en daarnaast de twee momenten waarop Hij zijn werk aan mensen heeft toevertrouwd: Pinksteren, waarop Hij zijn Geest zendt, en Hemelvaart, waarop Hij belooft dat Hij met ons zal zijn tot aan het einde van de wereld. Die hoogtepunten uit onze heilsgeschiedenis worden in de liturgie telkens voorbereid en bij manier van spreken ook uitgeleid. Kerstmis wordt voorbereid in de advent en uitgeleid tot aan het feest van de Openbaring, dat wij beter kennen als Driekoningen. Pasen wordt ingeleid vanaf Aswoensdag, en uitgeleid tot aan Ons Heer Hemelvaart. De zondagen tussen die hoogtepunten in noemen we de ‘zondagen door het jaar’.
Ik denk dat het doel van een liturgisch jaar duidelijk is: telkens opnieuw brengen we in herinnering wat er met en door Jezus begonnen is en wat nog altijd niet af is. Met andere woorden, de heilsgeschiedenis – of de verlossing van de mens, om het met een eenvoudiger woord te zeggen – is niet gestopt met de hemelvaart van Jezus, nee, ze duurt nog altijd voort. Die verlossing gebeurt elke dag opnieuw in en door het werk dat Jezus in deze wereld blijft verrichten. Het werk dat door mensenhanden wordt uitgevoerd, maar dat door Hem wordt geleid: het werk van zieken genezen, armen bijstaan, gevangenen bezoeken, bedroefden troosten, mensen die over de schreef lopen weer op het rechte pad brengen. Samengevat: liefde en barmhartigheid beoefenen en vrede brengen. Het liturgische jaar is niet vierend herdenken, nee, het is altijd en overal ‘doen’. ‘Geloof zonder de werken is dood’, schreef de apostel Jacobus.
Vandaag begint dus de advent, als voorbereiding op Kerstmis. In een van onze adventsliederen zingen we: “Advent dat is dromen dat Jezus zal komen.” Het is duidelijk dat het niet bij dat dromen mag blijven. Nee, dat dromen moet ‘doen’ worden. Dat dromen moet ons zo sterk naar Jezus doen uitkijken dat we ons ook daadwerkelijk aan Hem willen spiegelen.
Ik denk dat advent de uitgelezen tijd is om ons eens te bezinnen over ons geloof. Wat betekent het voor ons? Willen we ons echt laten leiden door wat Jezus ons heeft voorgeleefd? Willen we werkelijk doen zoals Hij, dus liefdevol met elkaar omgaan en vrede brengen? Maar misschien moeten we gewoon beginnen met ons af te vragen of we Jezus wel kennen. Ik denk dat advent ook de tijd is om de Bijbel eens ter hand te nemen, en te lezen over Jezus: hoe Hij met mensen omging, de woorden die Hij sprak, zijn geloof in de Vader. Ik weet het, elke zondag horen we over Hem in het evangelie, maar in die lezingen komt maar een beperkt deel van Jezus tot uiting. Er zijn maar 52 zondagen, en er is in de evangelies zoveel meer dan wat we op die zondagen horen. En ik denk dat advent ook de tijd is om over Jezus te vertellen. Ik denk dat dat echt nodig is, want meer en meer mensen kennen Hem niet meer. Een paar weken geleden vroeg een meisje me na een viering waarin ik was voorgegaan: ‘Meneer, Pontius Pilatus, welke ziekte is dat?’ Ik dacht dat ze een grapje maakte, maar ze meende het. Ik vroeg wat ze bedoelde. ‘Wel’, zei ze, ‘na de preek zeggen we altijd samen een gebed, en daarin staat toch ‘die geleden heeft onder Pontius Pilatus? Dan is dat toch een ziekte? Onder welke ziekte heeft Jezus dus geleden?’ Ik geef toe dat ik even moest slikken. Dat meisje is vorig jaar gevormd, ze zit in het eerste jaar middelbaar onderwijs, en ze weet niet wie Pontius Pilatus was. Ik denk dus dat het echt nodig is dat we meer over Jezus vertellen aan onze kinderen en kleinkinderen. En ik zou iedereen die met catechese bezig is bijna willen smeken dat ook te doen. Ik heb soms de indruk dat onze kinderen andere godsdiensten beter kennen dan ons eigen christendom. Ik denk daarbij aan wat theoloog pater Lammers ooit zei tijdens een van de cursussen die ik gevolgd heb: ‘Een godsdienstles waarin niet over Jezus verteld wordt, is geen godsdienstles.’ Hij vond die zin belangrijk genoeg om hem een paar keer te herhalen. Ik twijfel er geen moment aan dat hij het bij het rechte eind had. Hoe immers kunnen kinderen, kunnen mensen, Jezus in hun leven toelaten als ze Hem niet kennen? Hoe kunnen ze door Hem geboeid worden als Hij een vreemde blijft voor hen? Hoe kunnen ze in zijn spoor leven als ze niet eens de weg kennen die Hij is gegaan?
Zusters en broeders, laat onze advent meer zijn dan ‘dromen dat Jezus zal komen.’ Laat onze advent zijn een periode waarin Jezus inderdaad in ons leven zal komen, en door ons ook in het leven van anderen. Amen.