- Lucas 3, 10-18
- Samen armoede uitsluiten
Zusters en broeders,
In die tijd begon Johannes op te treden in heel Vlaanderen en ook aan de overkant van Vlaanderen, maar toch nog een beetje in Vlaanderen: in Brussel dus. Hij preekte er een doopsel van bekering tot vergeving van de zonden. De Brusselaars vonden het wel eens plezant, zo’n bekende profeet op hun Grote Markt, dus kwamen ze massaal naar hem toe en vroegen wat ze moesten doen. En voor iedereen had Johannes het juiste woord. Tegen de beursgoeroes die in de rue des Bouchers achter een goed glas wijn triomfantelijk hun winsten kwamen tellen, zei hij: ‘Wie zulke winsten maakt als gij, die moet delen met wie niets heeft.’ En tegen de restauranthouders uit de buurt zei hij: ‘Wie voedsel heeft, moet ook hen laten mee-eten die geen voedsel hebben.’ En tegen de jongeren die maar een beetje liepen rond te lummelen zei hij: ‘Wie jong is, hoort op school te zijn. Daar kunt ge iemand worden met zelfrespect.’ En tegen de prostituees van alle rassen en standen zei hij: ‘Verkoop uzelf niet langer voor geld.’ En tegen de tooghangers in de cafés zei hij: ‘Wie zoveel tijd heeft als gij moet die niet alleen aan zichzelf, maar ook aan anderen besteden. Er zijn mensen genoeg die op hulp wachten in deze stad van allemaal vreemden voor elkaar.’
Zo had Johannes voor iedereen een woord dat aan de ribben bleef plakken, en zijn roem groeide elke dag. Dus kwamen ook de groten van de stad en van het land op hem af. Omdat iedereen vol verwachting was, stelden ze hem de vraag: ‘Zijt gij de man die de wereld zal veranderen?’ En in stilte dachten ze: ‘Ik moet hem voor mijn kar zien te spannen, want volgend jaar zijn er verkiezingen, en zo’n profeet met zo’n bekende kop, die kan me heel wat stemmen opleveren.’ Maar Johannes zei: ‘Niet ik moet de wereld veranderen, maar de wereld moet zichzelf veranderen. En de wereld kan maar veranderen als de mensen veranderen. Ze moeten minder aan zichzelf en meer aan andere mensen denken, aan mensen in nood. Zo en zo alleen kan de wereld veranderen.’ Bij die woorden keek Johannes al die dure dames en heren heel direct in de ogen, en hij zei: ‘Het zou niet slecht zijn als gij het goede voorbeeld zoudt geven. Begin dus al eens met een eerlijke en open politiek te voeren. En wees wat uw titel zegt. Ge zijt allemaal ministers. Welnu, minister betekent ‘dienaar’. Dienaars moet gij dus zijn, niet van de rijken en de machtigen, want die hebben al dienaars genoeg, maar van de armen, de kanslozen, de mensen naar wie niemand omziet.’ Ze stonden daar maar sip te kijken, al die dure dames en heren, maar Johannes nam geen woord terug van wat hij gezegd had.
En eindelijk kwamen wij aan de beurt bij Johannes en ook wij vroegen: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Johannes bekeek ons een beetje verwijtend: ‘Waarom komen jullie me dat vragen? Jullie zijn toch volgelingen van Jezus? Jullie zijn toch gedoopt met de heilige Geest en met vuur? Jullie weten toch hoe Jezus zich inzette voor de armen en de verdrukten, voor hen die van geen tel waren, voor zieken en melaatsen? Welnu, doe zoals Hij. Breek en deel, zoals Hij jullie heeft voorgeleefd.
Zusters en broeders, vandaag is het de derde zondag van de advent, de zondag dus waarop Welzijnszorg centraal staat. Via deze organisatie kunnen we doen wat Johannes, wat Jezus ons opdraagt. Met onze handtekening onder het eisenpakket van Welzijnszorg willen we onze stem laten horen en met zijn allen aan de mouw van politici trekken. Hen erop wijzen dat armoedebestrijding echt een topprioriteit moet worden, hen beschaamd doen staan over de harde cijfers die aantonen dat de armoede de laatste jaren spectaculair is gestegen. Hen dwingen aan de armen te denken en zich voor de armen in te zetten. Want mensen in armoede hebben, net zoals iedereen, recht op goede huisvesting, een normaal gezinsleven, gezondheidszorg, onderwijs … Dat zijn allemaal basisrechten in een democratie, en zeker in een rijke democratie als het onze. Dat kan alleen maar als de welvaart eerlijk wordt verdeeld, als de sociale zekerheid versterkt wordt en de armoedegrens wordt opgetrokken. Daarvoor willen we onze handtekening zetten, maar we willen het daar niet bij laten. Ook wijzelf willen tijdens de omhaling ons steentje bijdragen, en voor één keer mag dat best een heel grote steen zijn. Geen steen om naar anderen te gooien, maar een kanjer van een bijdrage. Want ‘wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft, en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.’ Met het vuur en de Geest van Jezus in ons moet dat lukken. Amen.