Jaar 2006-2007 Cyclus C
Bezinning bij / surfen naar:

Zusters en broeders,

De eerste lezing vertelt een beslissende episode in de jonge Kerk. Hoe beslissend kunnen we ons nauwelijks voorstellen, maar het is zeer goed denkbaar dat het christendom nooit zou verspreid geraakt zijn als er op dat moment anders beslist was geweest.

In het begin verkondigden de apostelen Gods Blijde Boodschap alleen aan joden. De eerste christenen waren dus allemaal joden, die trouw bleven aan de joodse wet, en die tegelijk geloofden dat Jezus de Messias was. Maar er leefden ook heel wat joden buiten Israël, dus trok vooral Paulus naar Syrië, Griekenland, Rome of, zoals hier, naar Antiochië, in het huidige Turkije. Nu bleek op al die plaatsen dat niet-joden dikwijls meer openstonden voor Jezus’ leer dan joden. Er groeide dus een groep christenen die niet leefde volgens de joodse wet. En daar hadden sommigen het moeilijk mee. Ze zegden tegen die niet-joodse christenen dat ze niet konden gered worden als ze niet besneden werden en de joodse wet niet onderhielden. Zegge en schrijve 613 geboden en verboden. Dat leidde tot een zware ruzie met Paulus. Daarom werd besloten de zaak in Jeruzalem aan de apostelen voor te leggen. En wat in de lezing werd weggelaten: de kwestie leidde ook daar tot onenigheid. Farizeïsche christenen eisten dat niet-joden inderdaad eerst jood werden. Toen namen Petrus en Jacobus het woord. Ze toonden vanuit het Oude Testament aan dat dit niet in Gods bedoeling lag. Daarop deed Jacobus een compromisvoorstel, en dat werd aangenomen.

Het is dat voorstel dat we hoorden, en omdat het zo belangrijk is, citeer ik het letterlijk opnieuw: “De heilige Geest en wij hebben besloten u geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke, namelijk dat ge u onthoudt van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van verstikt vlees en van ontucht.” De apostelen weerhouden dus één min of meer religieuze wet, namelijk dat ze geen vlees mogen eten van dieren die in heidense tempels aan afgoden zijn geofferd. En verder weerhouden ze drie wetten die alles met gezondheid te maken hebben. De nieuwe christenen mogen geen bloed of verstikt vlees, dus geen rauw vlees eten. Gezien de temperatuur daar en de hygiëne van die dagen is dat een heel gezond verbod. En ook: ze mogen geen ontucht plegen, en daarmee bedoelen de apostelen dat ze niet met directe familieleden mogen trouwen. Bij Grieken, Romeinen en Egyptenaren waren huwelijken tussen broer en zus namelijk helemaal geen uitzondering, kwestie van bezit en macht in de familie te houden. De erfelijke afwijkingen die daarvan het gevolg waren, nam men er maar bovenop. Wanneer de apostelen dergelijke huwelijken verbieden, is ook dat een heel gezond verbod.

Vier van de 613 geboden en verboden. Hoe kan dat nu? Zijzelf zijn toch ook joden? Het antwoord ligt in de formulering: “De heilige Geest en wij hebben besloten.” De heilige Geest, Jezus’ Geest dus. De apostelen denken en handelen zoals Jezus zou gedacht en gehandeld hebben. Het is zeer goed denkbaar dat ze tijdens de discussie naar Hem verwezen hebben, Hij die zei: “Dit is het eerste gebod: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf. Alle andere geboden zijn daaraan gelijk.” Eén enkel gebod dus.

Zusters en broeders, Jezus was bijzonder knap en ook bijzonder praktisch. Praktisch genoeg om te beseffen dat alleen genieën 613 geboden en verboden kunnen onthouden. En knap genoeg om te zien dat al die geboden en verboden rond één enkele as draaien, namelijk liefde. Dus vatte Hij de hele wet samen in één enkel gebod. Dat kan iedereen onthouden. En alle andere geboden en verboden zitten erin vervat. Want inderdaad, probeer maar eens iets goeds te bedenken dat tegen de liefde zou ingaan, en iets slechts dat toch liefdevol zou zijn. Het lukt je niet. En waarom lukt het niet? Omdat liefde automatisch het goede insluit en het slechte uitsluit. Voor jezelf en voor je naaste.

Zusters en broeders, wat kunnen we als persoon en als Kerk leren uit de lezingen van vandaag? Vooreerst dat er meningsverschillen kunnen en mogen zijn, ook binnen de Kerk. En verder: dat meningsverschillen niet met ruzie, maar met overleg moeten opgelost worden. En ten slotte: dat we elkaar niet om de oren moeten slaan met een menigte van wetten, geboden en verboden. Niet als persoon en niet als Kerk. We zijn immers christenen, dus volgelingen van Christus, en die had aan één wet genoeg. Moeten wij er dan meer hebben? In het evangelie zegt Jezus: “Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld ze geeft, geef Ik ze u.” Nee, geen wereldse vrede, die dikwijls niets méér inhoudt dan ‘geen oorlog’, maar een innerlijke, en tegelijk zeer actieve vrede. Een vrede die steunt op dat ene gebod: ‘Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf.’

Laten we dat dus doen: leven en handelen naar dat ene gebod. Als persoon en als Kerk. Gods Kerk. Geen wirwar van geboden en verboden, geen zwaardere last dan juist dat ene gebod, waarvan alle andere zijn afgeleid: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha