“In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.”
Zusters en broeders, zo begint de Bijbel, het Boek van het leven, het Boek dat vertelt hoe God naar zijn mensen toeleeft. De eerste dag was geboren, de dag dat God zijn verhaal met zijn wereld en met zijn mensen begon. In dat verhaal is het telkens Gods geest die iets nieuws teweegbrengt, iets wat de mensen en de wereld beter maakt. Mensen als Jozef, Mozes, Elia, David en zovele anderen worden op een bepaald moment vervuld van Gods geest. Het is een keerpunt in hun eigen leven en in dat van hun volk. En over hem die zijn volk ten volle zal verlossen, zegt Jesaja: “De geest van de Heer zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en eerbied voor de Heer.”
En inderdaad, in alles wat Jezus is en doet, wordt Hij geleid door Gods geest. Die leidt Hem naar de woestijn, daalt over hem neer wanneer Hij door Johannes gedoopt wordt. En wanneer Hij voor het eerst in Nazaret het woord neemt, citeert Hij niet toevallig uit Jesaja: “De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.” Vandaag horen we dat de geest van de Heer over de apostelen neerdaalt, en we zien het gevolg: ze zijn niet langer angsthazen die zich achter gesloten deuren verborgen houden, maar krachtige verkondigers van Gods Blijde Boodschap, en vol gloed spreken ze van Gods grote daden.
En nu denk je misschien: Gods geest in die figuren uit het Oude Testament, in Jezus en in de apostelen, natuurlijk, maar … Gods geest ook vandaag, ook in ons?
Ik denk hier aan Jeanne Devos. Ze is een Vlaamse missiezuster en ze heeft Indië op de knieën gekregen. Zij alleen tegen meer dan één miljard Indiërs. In Indië bestaat al eeuwenlang het schandaal van de zogenaamde dienstmeisjes. Kinderen uit doodarme gezinnen uit de dorpen, die voor een paar roepies verkocht worden om in de steden dienstmeisje te zijn bij welgestelden. Ze hebben geen rechten, geen naam, geen gezicht. Ze zijn slavin, op elk gebied. Zo’n twintig jaar geleden zei zuster Jeanne: ‘Slavernij? Dat kan niet!’ Dus begon ze haar kruistocht tegen die schande. Ze werd tegengewerkt, bedreigd, van misdrijven beschuldigd en meer van dat fraais, maar ze beet door. Vandaag wordt het probleem erkend, ook door de Indiase regering, die nu met haar organisatie samenwerkt om die slavernij uit te roeien.
Zusters en broeders, dat is de kracht van Gods geest. Dat moment waarop zuster Devos zei: ‘Slavernij? Dat kan niet!’ Die verbetenheid waarmee ze bleef en blijft strijden tegen de ingeburgerde schande, tegen alle beter weten in. Dat is te veel voor een mens alleen, dat kan alleen wanneer die mens bezield is door Gods geest. Hij tilt de mens uit boven zichzelf, hij geeft kracht die bergen verzet. Bij zuster Devos gebeurt dat op een spectaculaire wijze, met veel gedruis zoals ten tijde van de apostelen. Dat was bijvoorbeeld ook bij moeder Theresa en pater Damiaan het geval: kleine mensen die zo groot worden dat ze dingen doen die geen mens voor mogelijk houdt, dingen die niet meer uitgewist kunnen worden. Maar meestal maakt Gods geest niet zoveel gedruis, is hij in stilte aanwezig. Vorige week schreef een kloosterbroeder me dat hun klooster binnenkort verkocht zal worden en dat hij en zijn medebroeders een na een naar een rust- en verzorgingstehuis zullen trekken. Hij zou bij de laatste groep zijn die vertrekt. “De grootste groep is 80 en meer,” schreef hij. “Ik ben er 68, dus voor velen hier een jonge broeder, en ik voel mij daar goed bij.” Welnu, ook dat is Gods geest. Geen grote woorden, geen geklaag over het mooie klooster dat moet verkocht worden, het klooster dat toch zijn huis, zijn thuis en zijn leven is. Geen moedeloos zelfbeklag over de onzekere toekomst, geen ontmoediging of ontgoocheling. Alleen maar dankbaarheid om wat is. ‘Ik voel me daar goed bij.’
Zusters en broeders, ook in ons bestaan is Gods geest elke dag, elk uur, elk moment onzegbaar aanwezig. Gods geest, dat is de geest van Jezus die ons hier samenbrengt. En evenmin als die broeder zijn wij ontmoedigd om de vele lege plaatsen en de schijnbaar onzekere toekomst van onze kerk. Gods geest, dat is de geest van Jezus die ons sterkt in het goede, die ons laat meevoelen met verschoppelingen en kansarmen, die ons de kracht geeft te vergeven, die ons naar vrede doet streven. Gods geest, dat is de kracht die ons doet zeggen: Genoeg is genoeg, ik wil niet langer mijn eigen zwarte gedachten koesteren, ik wil weer leven. Dat is de kracht die ons de mond snoert wanneer we lelijke dingen willen zeggen, die onze handen en onze tong blokkeert wanneer we mensen willen kwetsen. Dat is de kracht die ons doet zoeken naar liefde, vrede en gerechtigheid. De kracht die ons, in welke chaos ook, woorden van liefde laat vinden; die ons in harde ruziewoorden de zachte klanken laat zoeken; die ons aanzet altijd elkaars taal te willen verstaan. Dat geest van God, dat is die kracht die zegt: Er moet licht komen in elke duisternis van ons leven. Het licht van een nieuwe dag.
Zusters en broeders, voor een christen is elke nieuwe dag de eerste dag. Door Gods geest. Amen.