Zusters en broeders,
Toen paus Pius XII in 1950 de tenhemelopneming van Maria tot geloofspunt verklaarde, reageerden de protestantse kerkgemeenschappen uiterst negatief. Zij konden niet aanvaarden dat iets wat niet in de Bijbel stond toch tot geloofspunt werd uitgeroepen. En daarmee scoorden ze een punt: nergens in de Bijbel staat te lezen dat Maria ten hemel werd opgenomen, en zelfs over haar dood wordt met geen woord gerept. De verhalen daarover nemen in de eerste eeuwen na haar dood langzaam een vastere vorm aan en concentreren zich op drie gebeurtenissen: het sterfbed, het naar de hemel dragen van haar lichaam door engelen, en haar kroning in de hemel. Maar zoals gezegd: daarover vinden we in de Bijbel niets terug. Ook over haar leven weten we weinig. We lezen over de boodschap van de engel en de geboorte van Jezus, de opdracht in de tempel en het feit dat Jezus op twaalfjarige leeftijd in de tempel in Jeruzalem achterbleef. In die episodes speelt Maria natuurlijk een belangrijke rol, maar daarna verdwijnt ze, op een paar uitzonderingen na, helemaal naar de achtergrond.
Een van die uitzonderingen is de bruiloft in Kana. Wanneer de feestvierders zonder wijn dreigen te vallen, spreekt Maria haar Zoon daarop aan. Niet echt vriendelijk antwoordt Hij haar: ‘Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.’ Maar toch zegt ze tot de bedienden: ‘Doe maar wat Hij zegt, wat het ook is.’ Ze laat zich dus niet uit het lood slaan door zijn afwijzende antwoord, maar gelooft met stellige zekerheid dat Hij zal doen wat goed is voor de mensen. Veel later vinden we haar terug onder het kruis. Opnieuw blijkt haar geloof, haar geloof tot het uiterste toe. Op Johannes na zijn al zijn leerlingen op de vlucht geslagen, maar zij blijft trouw. Het laatste wat we over Maria vernemen, vinden we in de Handelingen van de apostelen. Na de hemelvaart van Jezus keren de apostelen terug naar Jeruzalem, naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden, en vurig en eensgezind wijden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.
De boodschap van de engel, de opdracht in de tempel, de bruiloft in Kana, Jezus’ kruisdood, zijn verrijzenis en zijn hemelvaart: Maria is er op de beslissende momenten van Jezus’ bestaan. Misschien beter dan wie ook heeft ze zijn Boodschap begrepen, en vooral: heeft ze in Hem en zijn Boodschap geloofd, ook toen ze onder het kruis stond. Wellicht is het dat wat gelovigen door de eeuwen heen heeft aangesproken: het vertrouwen en het geloof, maar ook het lijden van een moeder, want veel erger dan wat haar als moeder is overkomen, is niet direct denkbaar: haar Zoon die als een boef aan een kruis hangt te sterven.
Vertrouwen, geloof, pijn, verdriet van een moeder: dat is Maria. Het is zo herkenbaar en zo menselijk. Dus kunnen mensen door de eeuwen heen zichzelf in haar herkennen en steun vinden bij haar in vreugde en verdriet, hoop en wanhoop. Het is dus niet te verwonderen dat christenen van alle tijden en culturen Maria altijd hebben afgebeeld als een van hun. In onze eigen middeleeuwen bijvoorbeeld werd ze niet afgebeeld als een jong joods meisje, wel als een middeleeuwse vrouw van bij ons. Hetzelfde gebeurde in andere tijden en andere streken: Maria werd en wordt geïntegreerd in de eigen tijd, de eigen cultuur, het eigen leven. Zo was en blijft ze voor iedereen herkenbaar, in de eerste plaats als een tedere en tegelijk sterke vrouw met een onverwoestbaar geloof. Het verbaast me dus dat de protestantse kerkgemeenschappen haar zo goed als negeren en dat ze niet overweg kunnen met de sterke Mariaverering in de katholieke Kerk.
Werd Maria met ziel en lichaam ten hemel opgenomen? Ging Pius XII in 1956 zijn boekje te buiten met de plechtige afkondiging van dat dogma? Ik zou zeggen: nee. Het geloof in de tenhemelopneming van Maria is al zo oud als de straat. Al van heel vroeg na haar dood zijn er bijvoorbeeld schilderijen bekend waarop dat onbegrijpelijke mysterie wordt afgebeeld. Een mysterie dat ook ons raakt, want het is een voorafbeelding van onze eigen verrijzenis.
In de eerste lezing uit het boek van de Openbaring wordt Maria beschreven met beelden uit de kosmos, als een vrouw ‘omkleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.’ Volgens Johannes maakt Maria dus deel uit van de schepping als dusdanig. Welnu, dat geldt ook voor ons: wij maken deel uit van de schepping in haar geheel, en van die schepping mag niets verloren gaan.
Zusters en broeders, de tenhemelopneming van Maria is voor ieder van ons een feest van de hoop. Laten we dus volop van dat feest genieten. Amen.