Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
In de eerste lezing hoorden we een fragment uit het boek Openbaring, dat gewoonlijk toegeschreven wordt aan de apostel Johannes. Het zou rond 96 na Christus geschreven zijn, tijdens de regering van de Romeinse keizer Domitianus, onder wiens bewind de christenen in Klein-Azië vreselijk vervolgd werden. Het boek zinspeelt trouwens op die vervolgingen, en misschien hangt de duistere symboliek ervan er ook direct mee samen: de auteur drukt zich uit in een soort geheimtaal die alleen voor ingewijden, dus niet voor de Romeinse christenvervolgers te begrijpen is. Dat het boek verre van gemakkelijk is, heb je gemerkt tijdens de lezing: er is sprake van engelen en zegels en de vier dieren, van honderdvierenveertig duizend getekenden uit de twaalf stammen van Israël, en verder ook van ‘een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Ze komen uit de grote verdrukking, en ze hebben hun gewaden wit gewassen in het bloed van het Lam.’ Wellicht wordt in deze laatste zin verwezen naar de vele duizenden christenen die tijdens de vervolgingen de marteldood stierven. Maar ze werden gered omdat ze trouw waren gebleven. In die zin is het boek Openbaring dus ook een boek van troost en van hoop, waarin Johannes tegen de christenen zegt: Nee, uw lijden en uw dood zijn niet zinloos, en ze betekenen niet het einde. Wat mensen u ook aandoen, God laat u nooit in de steek.
Christenvervolgingen zijn er altijd al geweest en ze zijn er ook nog vandaag. In veel moslimlanden en meer en meer ook in het hindoeland Indië lijken ze zelfs dagelijkse kost. Zo van: ‘Wat zullen we vandaag eens doen? Een kerk in brand steken? Een christelijk dorp platbranden? Hun huizen vernielen en hun vrouwen verkrachten? Hen zodanig bedreigen dat ze vanzelf vertrekken?’ Dikwijls is de reden niets anders dan onverdraagzaamheid. We weten dat de meeste moslimlanden naast de islam geen andere godsdienst dulden. Maar dikwijls worden christenen ook vervolgd omdat ze, behalve kerken, ook scholen, ziekenhuizen, opvangcentra enzovoort bouwen. Omdat ze dus proberen te leven naar Jezus enige gebod: ‘Bemin God bovenal en bemin uw naast gelijk uzelf.’ En dat je je naaste probeert te helpen, daar hebben nogal wat moslims en hindoes het blijkbaar moeilijk mee.
‘Bemin God bovenal en bemin uw naast gelijk uzelf.’ Dat is de kern van Jezus’ boodschap. We hoorden ze in het evangelie van vorige zondag en in het evangelie van vandaag geeft Jezus die liefde als het ware een gezicht. ‘Gelukkig de armen naar geest,’ zegt Hij. Gelukkig dus de mensen die nederig van hart zijn, die zichzelf niet hoger schatten dan hun medemens, die niet altijd gelijk willen hebben, die niet denken dat ze God niet nodig hebben. Gelukkig zijn zij, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Het rijk van liefde, vrede en vreugde. En gelukkig de zachtmoedigen en de barmhartigen, want ze zullen barmhartigheid en goedheid ondervinden. Gelukkig ook zij die naar gerechtigheid en vrede streven, die geen onrecht, haat en vijandschap, maar rechtvaardigheid en verzoening zaaien, want ze zullen kinderen van God genoemd worden omdat ze leven naar zijn droom. Gelukkig ook de zuiveren van hart, zij die geen naijver en geen afgunst kennen, zij die willen mee voelen en mee treuren en mee lachen met hun medemens. Zij die in hun medemens een kind van God zien en hem ook als een kind van God behandelen. Gelukkig zijn zij, want zij zullen God zien in elke mens die ze ontmoeten.
Nederig zijn, zachtmoedig en barmhartig, vredevol en zuiver van hart, gerechtigheid zoeken: het zijn zoveel uitingen van liefde. Liefde voor God en liefde voor onze medemens. In die zin zijn de zaligsprekingen een aansporing om goed te zijn en goed te doen. Maar Jezus zegt ook: ‘Gelukkig zij die treuren, want ze zullen getroost worden. Gelukkig zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Gelukkig zijt gij wanneer gij omwille van Mij beschimpt en vervolgd wordt, want groot zal uw loon zijn in de hemel.’ Deze drie zaligsprekingen zijn een sterk teken van bemoediging en hoop, voor ieder van ons en zeker voor vervolgde christenen. Wanneer Johannes in het boek Openbaring de christenen moed inspreekt, doet hij dat dus niet in eigen naam, maar in naam van Jezus. ‘Nee, je staat er niet alleen voor’, zegt Jezus, ‘Ik sta altijd aan je zijde, en Ik zal je dragen in tijden van nood, leed en pijn. En denk erom, de dood is niet het einde, en je pogingen om goed te zijn en goed te doen zijn niet nutteloos, want niemand gaat verloren die denkt en doet zoals Ikzelf heb gedacht en gedaan.’
Zusters en broeders, de zaligsprekingen zijn een sterke aansporing om goed te zijn en goed te doen, maar ze zijn ook een heel mooie en heel sterke belofte, die helemaal past bij dit feest van alle heiligen: God, Jezus laat ons nooit in de steek. Amen.