Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Mijn ouders stonden altijd heel vroeg op. Mijn vader moest om zes uur op zijn werk zijn, maar hij had ook een klein boerderijtje, dus moest hij voor hij naar zijn werk vertrok de dieren verzorgen en de stallen onderhouden. Wij werden elke morgen wakker door die bedrijvigheid. We sliepen boven, en we hoorden onze ouders naar buiten gaan, en als ze weer binnenkwamen, was er hun bedrijvigheid in de keuken: moeder die het vuur oppookte, voor het eten zorgde, koffie zette. Vader die naar zijn werk vertrok en moeder die bedrijvig in het huis rondliep, om alles in orde te hebben tegen dat wij opstonden. Ook dat was vroeg, want wij, de kinderen, gingen met zijn allen naar de mis, er waren op ons dorp drie priesters, en de eerste mis was om half zeven. Dus lagen we te luisteren naar de vertrouwde geluiden van de bedrijvigheid van ons moeder. En we lagen ook te wachten tot ze naar boven zou komen om ons te wekken. Maar dat hoefde niet, want wakker waren we toch. Wakker in de veiligheid en de warmte die onze ouders ons garandeerden, en wachtend op de stem waarmee die veiligheid en die warmte ons ieder bij onze naam zou komen wekken.
Het is die warmte en veiligheid die Jezus biedt. De veiligheid dat Hij een goede herder is die rovers buiten houdt, en de warmte van het veilige nest waarin de herder elk van zijn schapen bij hun naam kent. De herder die voor zijn schapen uittrekt en de weg wijst. Wie Hem wil volgen, wie door de deur van zijn Rijk wil gaan, de deur die Hijzelf is, zal leven krijgen in overvloed. Leven van liefde en van vrede.
Zusters en broeders, wat zouden onze wereld en onze maatschappij een paradijs zijn, mochten mensen waar ook ter wereld geleid worden door zulke goede herders. Politieke herders die niet aan zichzelf, hun eigen prestige, hun eigen bankrekening, hun eigen macht denken, maar alleen aan het welzijn van hun volk. En wat zouden onze gezinnen veilige havens zijn wanneer alle vaders en moeders goede herders zouden zijn voor hun kleine kudde. Wanneer ze zonder uitzondering ook over de middelen zouden beschikken om hun kinderen die veiligheid en die warmte te garanderen. Wanneer ze niet zouden kapotgaan aan de stress van onze westerse wereld en wanneer ze niet zouden uitgebuit en uitgehongerd worden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. En wat zou de wereld een droom zijn als werkgevers en werknemers voor elkaar en voor het milieu zouden opkomen. En wat zouden kerken, tempels en moskeeën plaatsen van Gods warme tegenwoordigheid zijn wanneer kerkleiders, waar ook ter wereld, echt zouden leven in dienstbaarheid aan God en aan het Godsvolk.
Zo’n paradijselijke wereld, dat is de wereld die God die zich droomt, en Jezus wil de deur naar die wereld zijn. De deur naar het Rijk van God, het Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid. De eerste lezing sluit daar onmiddellijk bij aan. ‘Bekeer u, en laat u dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden’, zegt Petrus. En hij vervolgt: ‘Dan zult gij de gave van de heilige Geest ontvangen.’ En ongeveer drieduizend mensen gaan op zijn uitnodiging in. Dat wil dus zeggen dat ze ingaan op de uitnodiging om het leven binnen te gaan door Jezus heen. Dat ze willen leven in geloof, liefde, vrede en barmhartigheid. Dat ze niet meer willen denken aan liegen en bedriegen, hun naaste niet meer willen bedreigen, geen rovers en dieven willen zijn in het huis en in de relatie van anderen, en ook geen spiedende vreemden in het leven van anderen. Ze willen, zoals Jezus het zegt, niet stelen, slachten en vernietigen, maar integendeel leven bezitten en ook leven geven in overvloed. Want in de uitnodiging van Jezus gaat het niet alleen om leven bezitten, maar ook om leven geven. Wie door Jezus heen het leven binnenkijkt, wordt zelf een open deur voor zijn medemens. Als een goede vader en een goede moeder wordt zo’n mens. Iemand die er is voor anderen, die bemoedigt, die troost. Een zachtmoedig iemand die naar gerechtigheid streeft, een barmhartig iemand die zuiver is van hart. Iemand die vrede wil en vrede doet in woord en daad. Gelukkig zijn zulke mensen, zegt Jezus in zijn Zaligsprekingen, want zij zullen God zien.
Zusters en broeders, in een van onze liederen zingen wij: ‘Mens voor de mens te zijn, herder als God, trooster voor groot en klein, zo lief als God.’ Het is een opdracht voor ieder van ons, en het is ook een opdracht voor onze kerk. Ook zij moet een open deur zijn en een veilige, beschermende ruimte bieden aan alle mensen. Ook zij moet warmte zijn, zoals Jezus warmte was, zoals God warmte is. De warmte van de liefde, de vrede, de barmhartigheid. In deze tijd van uitslaand moslimfundamentalisme en in deze maatschappij waarin verschillende opvattingen meer en meer met getrokken messen tegenover elkaar staan, is er nood aan zo’n warme kerk en is er nood aan mensen die door Jezus heen het leven willen binnengaan. Mensen die mens willen zijn voor de mensen, herder als God, trooster voor groot en klein. Mensen die zo lief willen zijn als God. Amen.