Bezinning bij / surfen naar:
In de eerste lezing stelt Mozes de Israëlieten voor een duidelijke keuze: ofwel gehoorzamen ze aan de geboden van de Heer, en dan wacht hun zegen, ofwel gehoorzamen ze niet, en dan wacht hun vloek. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat dit nogal simplistisch is: alsof God een koopman is bij wie je voorspoed en geluk kunt gaan kopen door gehoorzaam te zijn aan zijn geboden. Dan zouden trouwe joden en trouwe christenen automatisch gespaard blijven van ziekte, ellende, tegenslag en zo meer. Wij weten wel beter: ook een oprechte gelovige krijgt met al die dingen te maken, net zo goed als de minder oprechte gelovige en de ongelovige. Geloven in God en leven naar zijn geboden is iets heel anders dan het afsluiten van een ongevallenverzekering. Misschien heeft Mozes het niet zo bedoeld, maar het komt wel zo over.
In het evangelie zegt Jezus dat alleen Hij die de wil van zijn Vader doet, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen. En de wil van de Vader doen, dat is leven naar de geboden van de Vader. Dus zegt Jezus hetzelfde als Mozes. Alleen, Hij haalt er meteen de berekening uit, want Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat het niet volstaat Gods woord te verkondigen, duivels uit te drijven en wonderen te verrichten in zijn Naam. Nee, dat alles brengt ons geen stap dichter bij God. Tenzij het gebouwd is op de woorden die Hij ons meegeeft, en die woorden zijn: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf. Niet de grote woorden en opvallende daden zijn van tel, wel de dagelijkse gebaren van naastenliefde, anders is uw huis van geloof gebouwd op los zand en zal het er rap gelegen hebben.
Ik denk dat Jezus hier, zoals altijd, naar de kern van de zaak gaat, en die kern is: geen woorden, maar daden. Geen grote woorden in Naam van God, maar dagelijkse daden in zijn Naam. En die daden bestaan erin dat we in elk van onze medemensen een kind van God willen zien dat Hem even na aan het hart ligt als wijzelf. Dat we dus elk van onze medemensen als een broer of zus willen beschouwen, als familie met wie we hartelijk omgaan, met wie we vreugde en verdriet willen delen, en die altijd op ons mag rekenen.
Zusters en broeders, ik denk dat we als kerk én als individu de moed moeten hebben om onszelf hierbij in vraag te stellen. Handelt onze kerk wel altijd en overal in overeenstemming met dat ene gebod van Jezus? En doen wijzelf dat ook? Ik weet het, biechten is niet meer in de mode. Misschien is het ook wereldvreemd: tegen een vreemde man in een hokje je zonden en tekortkomingen gaan vertellen. Maar tegelijk denk ik dat het niet slecht zou zijn als we geregeld eens bij onszelf te biechte zouden gaan. Bijna honderd jaar geleden dichtte Alice Nahon de nu nog altijd bekende verzen: “’t Is goed in ’t eigen hart te kijken // Nog even vóór het slapen gaan, // Of ik van dageraad tot avond //Geen enkel hart heb pijn gedaan.” Welnu, die aansporing geldt nog altijd. Of we nu man zijn of vrouw, vader of moeder, leerkracht of verpleegster, klant of kassier in een warenhuis, arbeider of bediende, gevangene in een veel te kleine Belgische cel … wat we ook zijn: het is goed in eigen hart te kijken, bij onszelf te biechte te gaan, en na te gaan of we in onze dagelijkse omgang met onze medemensen echt geleefd hebben naar Jezus’ woorden en daden, of we in al wat we deden die medemens geen pijn hebben gedaan. Of ons huis van geloof niet op zand is gebouwd.
Zusters en broeders, vorige zondag miste een vrachtvliegtuig in Zaventem zijn start. Het belandde half naast de startbaan en brak in twee. Uiteraard berichtte de televisie uitvoerig over het ongeval. Ooggetuigen werden geïnterviewd. En weet je wat ik daarbij zo pijnlijk vond? Dat niemand zei: ‘Ik ben echt blij dat er geen slachtoffers zijn en dat de bemanning zich in veiligheid heeft kunnen brengen.’ Nee, geen woord. Alles, maar dat niet. Nadien werd door de reporter meegedeeld dat de vijfkoppige bemanning zich via de noodglijbaan in veiligheid had kunnen brengen. Net of het een fait divers was, een onbelangrijke bijkomstigheid, een kleine komma in een lange tekst. Terwijl het toch precies daarover ging: of er vrouwen en kinderen zouden huilen omdat hun man of vader dood was, of er moeders en vaders wanhopig zouden zijn omdat hun zoon of dochter nooit meer zou terugkomen, of er families in rouw werden gedompeld.
Zusters en broeders, ik heb de indruk dat dit de wereld is waarin we meer en meer leven. Een wereld waarin de medemens van geen tel is. Zulke wereld kan niet de wereld zijn van de christenen. Want de wereld van de christenen, dat is de wereld van ‘Bemin God bovenal. Dat is het eerste gebod. En het tweede gebod is daaraan gelijk: Bemin uw naaste gelijk uzelf.’
Niet mijn woorden, wel die van Jezus. Amen.