Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Wie gaat er nu niet graag naar een feest? Daar zeggen we toch nooit ‘neen’ tegen? Of het moet al zwaar tegenzitten met de gezondheid, het gezin of het werk. Want normaal gesproken gaan we, zeker als het een feest is met alles erop en eraan. Niet zomaar een natje en een droogje, maar een x-gangenmenu, rijkelijk overgoten met wijn en andere geestrijke dranken. Zoals het feestmaal waarvan sprake in de eerste lezing. Een feestmaal om u tegen te zeggen, ingericht door de Heer van de hemelse machten voor alle volken. Een feestmaal met ‘uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.’ Een feestmaal dus om duimen en vingers aan af te likken.
Ook de koning over wie Jezus in het evangelie vertelt, heeft voor bruiloftsfeest van zijn zoon niet op een beetje gekeken, want hij heeft zijn ossen én het mestvee laten slachten. En toch willen de genodigden niet komen. Weken en wellicht al maanden voordien hadden ze nochtans toegezegd, en nu komen ze niet. Sommigen verzinnen er wat verhaaltjes bij over hun veld dat dringend moet bewerkt worden of zaken die wachten, maar je voelt met je ellebogen dat het uitvluchten zijn waarachter maar één verklaring kan gezocht worden, en dat is totale onverschilligheid. Anderen spelen het minder subtiel: ze mishandelen en doden de dienaren die aandringen op hun komst. En je vraagt je af: wat bezielt die mensen in godsnaam? Waarom willen ze niet naar het feest komen? En waarom vergrijpen ze zich aan die dienaren? Eén ding is zeker: de koning kan er niet om lachen: hij laat hen ombrengen en steekt hun stad in brand. En zijn feest zál doorgaan, want opgeven, nee, dat doet hij niet. Dus stuurt hij zijn dienaren de straat op, ze moeten iedereen uitnodigen die ze tegenkomen, en zo loopt de bruiloftszaal toch nog vol met gasten.
Zusters en broeders, we mogen vooral niet uit het oog verliezen dat Jezus via dit verhaal met zijn soms bizarre wendingen een beeld schetst van het Rijk der hemelen, en zoals altijd kunnen we er bijzonder belangrijke dingen uit leren. Onder meer dat dit Rijk is als een rijkelijk feestmaal, waarop we met zijn allen uitgenodigd worden. We kunnen ingaan op die uitnodiging, of we kunnen dat niet doen, maar hoe dan ook, God blijft ons uitnodigen. Waar we ook zijn: thuis, op straat, in de gevangenis, in de sloppenwijken, in den vreemde, op school, met vakantie … het heeft geen belang: God nodigt ons uit. Maar wat me nog meer treft in het verhaal: de dienaren brengen allen mee die ze aantreffen, slechten zowel als goeden. Zo staat het letterlijk in de tekst, zo heeft Jezus het dus gezegd; slechten zowel als goeden. Met andere woorden: God eist geen perfectie van ons. We zijn mensen, dus hebben we onze goede en onze minder goede kanten. We zijn als mens, en ook als kerk, niet altijd even goed en even voorbeeldig als we dat als christen zouden moeten zijn. Maar we doen ons best om in te gaan op Gods uitnodiging. Hij aanvaardt ons zoals we zijn, zolang we maar ons best doen. De man die in het verhaal zonder aangepaste feestkledij naar het maal was gekomen, die heeft zijn best niét gedaan. Hij wil wel mee eten en mee feesten, maar hij heeft er niets voor over, dus moet hij eruit.
Zusters en broeders, Jezus zegt: het Rijk der hemelen is een feest, maar het kan dat maar zijn als we om te beginnen ingaan op Gods uitnodiging. Immers, geen feest zonder feestgangers. Maar ook geen feest met feestgangers die niet echt willen feesten. Nee, een echt feest kan het maar worden als we ons daar met zijn allen voor inzetten. Hoe we dat kunnen doen, weten we: leven naar Jezus’ voorbeeld, zijn woorden en daden tot de onze maken. Bijvoorbeeld toegepast op vandaag, de nationale ziekendag: aandacht hebben voor zieken en mensen in nood. Een bezoekje, een bloemetje, een babbeltje. Ik denk dat we daar heel dikwijls in tekortschieten.
Zusters en broeders, doen zoals Jezus, Hem navolgen in woord en daad. Dan wordt de wereld inderdaad een feest. Een feest van vrede, vriendschap en gerechtigheid. Amen.