Jaar 2007-2008 Cyclus A


Bezinning bij / surfen naar:

 

‘Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ 

Zusters en broeders, voor de zoveelste keer proberen de farizeeën Jezus in de val te lokken, en voor de zoveelste keer lukt hun dat niet. Opnieuw blijkt hoe knap, hoe geniaal zelfs, Jezus is: Hij vat voor de vuist de hele joodse wet, zijnde meer dan zeshonderd geboden en verboden, samen in één enkel gebod. Met de onderliggende uitdaging: probeer nu maar eens één enkel van die meer dan zeshonderd geboden en verboden te vinden dat niet onder dat ene gebod zou vallen. Ik denk dat wij daar ook vandaag niet zouden in slagen: een gebod of wet vinden die niet onder Jezus’ enige gebod zou vallen. Om maar een voorbeeld te geven: het verkeersreglement is zonder moeite onder te brengen in het tweede luik van zijn enige gebod, het luik over onze naaste dus.  

Maar laten we beginnen met het eerste luik: ‘Bemin God bovenal met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand.’ Ook met ons verstand dus. Geloven is geen zaak van en voor domme sukkels die niet beter weten, integendeel, geloven is ook een verstandszaak. De jongste jaren voeren de BV’s in de media telkens opnieuw hun verplichte nummertje op dat erin bestaat gelovigen uit te lachen. Want wie ook maar een beetje verstand heeft, gelooft die onzin toch niet. Maar ik kan u gerust stellen: wij, gelovigen, zijn helemaal geen domme mensen, en we zijn zeker niet dommer dan niet-gelovigen. We zien immers meer dan niet-gelovigen. We zien verder dan de wereld waarin we leven. We leven in de wereld waarin we leven, maar we hebben weet van een andere wereld: die van het Rijk Gods, de wereld van liefde en vrede waaraan we willen meewerken. Als dát dom is, dan weet ik niet meer wat verstandig is.  

Maar ‘bemin God bovenal’: hoe kan dat? Hoe kun je houden, zelfs bovenal houden van Iemand die je nooit lijfelijk ontmoet en van wie je je zelfs geen visueel beeld kunt vormen? Hoewel, we kunnen ons natuurlijk wél een beeld vormen, want Jezus zegt: ‘Ik en de Vader zijn één. Wie Mij ziet, ziet de Vader.’ En van Jezus kennen we het beeld: het is er een van liefde, goedheid en zachtheid, van vrede en zorg voor de zieken en de armen. Van zulke God kunnen we zonder moeite houden. Jezus leert ons dat Hij onze goede Vader en Moeder is. Hij noemt Hem zelfs ‘Abba’, en dat betekent ‘Pappie’. Zo spreekt Jezus zijn en onze God aan; zo mogen wij onze God dus zien: als een zorgzame pappie en een lieve mammie. Met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand van zulke God houden, is helemáál niet moeilijk.  

Heel wat moeilijker is het tweede luik van Jezus’ enige gebod: ‘Houd van uw naaste zoals van uzelf.’ Want anders dan onze goddelijke Pappie en Mammie is onze naaste wél lichamelijk aanwezig en vertoont hij ook alle kenmerken van die lichamelijkheid. Dus heeft hij naast deugden ook gebreken, net zoals trouwens wijzelf, en die wederzijdse gebreken staan een rimpelloze liefde meer dan eens in de weg. En om het nog moeilijker te maken: van onze naaste houden sluit in dat we ook houden van mensen die ons niet echt liggen, van mensen die ons niet kunnen uitstaan, van mensen die ons pesten en beduvelen. Zolang die mensen ver genoeg van ons verwijderd blijven, schept dat niet direct problemen. Die zijn er dikwijls wel wanneer ze ons echt ‘naast’ zijn. De problemen in de gezinnen tussen partners en tussen ouders en kinderen, de problemen in de straat tussen buren, de problemen op de werkvloer tussen collega’s … ons samenleven toont aan dat met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand van onze naaste houden een veel moeilijkere opgave is dan van God houden.  

Maar, zusters en broeders, we zijn christenen, dus proberen we te doen wat Jezus ons bij leven en sterven heeft voorgeleefd. Zijn leven was er een van ‘bemin ook uw vijand’, en zijn sterven was er een van ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Laten we dus met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand proberen te leven naar dat ene gebod van Jezus, want zo brengen we het Rijk Gods tot stand. Voor onszelf en voor onze naaste. En dat is toch wat we willen: meewerken aan dat rijk van liefde, vrede en gerechtigheid dat God zich bij zijn schepping heeft gedroomd. Amen.

 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha