Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Een van de redenen waarom veel mensen zelden of nooit naar VTM, VT4 en Vijf-tv kijken is dat de programma’s voortdurend onderbroken worden door reclame. Zoveel reclame dat de tv erdoor ondergesneeuwd geraakt. Die reclame is geen uitzondering, integendeel, je vindt ze overal. Op metersgrote borden en op huizen, op radio, in kranten en tijdschriften, in reclamebladen die elke week ongevraagd onze brievenbussen verstoppen, via internet en e-mail, en ga zo maar door. Wellicht zijn we ons er niet van bewust, maar reclame, zeker tv-reclame, is een zeer dure zaak. Zo duur dat de prijs van sommige producten tot 50 % zou zakken als de producenten niet zoveel miljoenen tegen reclame zouden aangooien. En dat terwijl het al eeuwenlang een ongeschreven wet is dat een goed product geen reclame nodig heeft. Zijn kwaliteit is zijn reclame. Als een product goed is, slaat het aan, en als het niet goed is, gaat het de mist in, zo eenvoudig is dat, en een waanzinnig dure reclamecampagne zal daar niets aan veranderen.
Zo is het ook gesteld met het product, dus met de Boodschap van Jezus: die heeft geen miljoenen verslindende reclamecampagne nodig om aan te slaan. Ze is gewoon goed, zo goed dat Jezus het niet meer alleen afkan. Dus stuurt Hij er zijn apostelen op uit. Later zal Hij nog tweeënzeventig anderen uitzenden, leerlingen die geen apostel waren, maar dat was voor Jezus geen probleem: ze kenden de boodschap, ze geloofden erin, dus konden ze ze ook verkondigen. Geen dure en langdurige opleiding, nee, alleen maar zelf geloven in de Boodschap. Ook andere marketingwetten treedt Jezus met de voeten: zijn apostelen nemen geen prullariacadeautjes mee om twijfelaars over de schreef te trekken. Beter gezegd, ze nemen eigenlijk niets mee, ook niet voor zichzelf. Alleen een stok – wat in het bergachtige Israël zeker geen overbodige luxe was -, maar verder niets: geen voedsel, geen reiszak, geen geld, geen reservekleren. Alleen zichzelf, Jezus’ Boodschap en hun geloof in die Boodschap. Zusters en broeders, hoe eenvoudig kan het leven zijn!
Dat zien we ook in de eerste lezing. De priester van het religieuze centrum Bethel verbiedt Amos daar nog langer te profeteren, want dat heiligdom is van de koning en de gebouwen zijn van het koninkrijk. Dus moet Amos zijn biezen pakken en ergens anders zijn kost gaan verdienen. Aldus die priester, maar hij is rap van antwoord gediend: ‘De Heer heeft mij achter mijn beesten weggehaald om zijn profeet te zijn’, zegt Amos, en daarmee is voor hem de kous af, want een bevel van God gaat vóór op een bevel van de koning. Nog eens, zusters en broeders, hoe eenvoudig kan het leven zijn!
Geloof en vastberadenheid, dat kunnen we uit de beide lezingen leren. Maar ook dat God mensen nodig heeft om zijn Woord te verkondigen. Eeuwenlang zijn dat ouders, catechisten en priesters geweest, maar we weten allen dat er momenteel van de meeste jonge ouders op dat gebied niet echt veel te verwachten valt, dat een groot deel van de leerkrachten nauwelijks gelovig is, en dat priesters in onze gewesten zo stilaan een met uitsterven bedreigd soort mensen geworden zijn. Je weet, er is dit jaar in heel Vlaanderen één priesterwijding. Zegge en schrijve één. Wie blijft er dan over? Wel, het antwoord is even kort als eenvoudig: wij. Wij zullen het dus moeten doen. Ook wij worden immers door Jezus gezonden, net zoals Hij zijn apostelen zendt. En dan hoor ik u zeggen: maar dat kunnen wij toch niet, we zijn daar toch niet voor opgeleid?
En Amos dan, was die opgeleid? Hij was een boer die door de Heer van achter zijn beesten was weggehaald, en hij had echt niet voor profeet gestudeerd. En waren de apostelen opgeleid? Komaan zeg, enkele vissers en een belastingontvanger, en van de anderen weten we het niet, maar ze hadden zeker niet voor verkondiger van het woord van God gestudeerd. Toen Jezus hen erop uitstuurde, waren ze niet beter voorbereid dan wij. En wij moeten niet eens onze beesten achterlaten zoals Amos, en we moeten ook niet op weg, alleen maar gekleed in wat we aan hebben en met ons enige paar sandalen aan onze voeten. We zijn dus goed toegerust om Gods Woord te verkondigen. Zonder schaamte, zonder schrik om uitgelachen te worden. En ons verkondigen bestaat er in de eerste plaats in dat we geloven in de Gods Woord, en dat we daar ook voor uitkomen. Nee, we moeten de deuren niet platlopen zoals de getuigen van Jehovah, maar we moeten wel uitkomen voor onze overtuiging. En vooral: we moeten Jezus’ Boodschap voorleven in woord en daad, zonder fanatisme en fundamentalisme, maar met de volheid van het geloof dat God ons met liefde omringt.
Zullen we succes hebben? Laten we rustig stellen dat dit vandaag niet direct het geval lijkt te zullen zijn, maar denk erom: het woord van God keert nooit onverrichter zake terug. Altijd blijft het wel ergens plakken, als een koppig zaadje aan de rand van een kale rots, en wat zien we? Dat mettertijd ook op kale rotsen bomen en struiken groeien. Zelf zullen we de oogst van onze woorden en daden dus wellicht niet zien, maar komen doet hij, die oogst, want het woord van God is niet tegen te houden.
Zusters en broeders, zo eenvoudig kan het leven zijn. Amen.