Jaar 2008-2009 Cyclus B

 

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

Zusters en broeders,

Wanneer Jezus zijn zending begint, hebben de Israëlieten al een lange traditie van profeten achter zich, en alle hebben die op een of andere manier een variant gebruikt van de woorden: ‘Zo spreekt de Heer uw God’. Zij waren gezanten, niets meer. Ze spraken niet in eigen naam, maar verkondigden de woorden die God zelf hen insprak. En nu is daar een profeet die wél in eigen naam spreekt. Hij zegt: ‘Ik ben het brood van het leven: wie tot Mij komt, zal geen honger meer lijden, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.’ Zo klonken de laatste woorden van het evangelie van vorige zondag, en vandaag voegt Hij daaraan toe: ‘Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van de wereld.’ En volgende zondag zullen we horen: ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven.’ 

Het moet voor de vrome joden een enorme schok geweest zijn: een profeet die in eigen naam spreekt en die zegt dat hijzelf de weg, de waarheid en het leven is. Want dat is wat Jezus bedoelt. Hij gebruikt daar beelden voor, zoals het brood dat uit de hemel is nedergedaald en dat zijn vlees is, en zijn bloed dat moet gedronken worden door al wie eeuwig leven wil bezitten. Zijn toehoorders weten zeer goed dat Hij hiermee niet oproept tot kannibalisme, en ze weten ook heel precies wat Hij bedoelt, namelijk dat zijn woorden en zijn daden de woorden en de daden van God zelf zijn. Dat nemen ze niet aan, en ze kúnnen het ook niet aannemen dat iemand zich naast God stelt. Ze kunnen en willen niet geloven dat Jezus het levende brood is dat uit de hemel is nedergedaald, en ze zeggen: ‘Is dat niet Jezus, de zoon van Jozef? Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald?’ Verder dan de lichamelijke Jezus die ze al kennen van bij zijn geboorte willen en kunnen ze niet kijken. 

Maar stel je even in hun plaats. Veronderstel dat er iemand in ons midden opstaat die zegt: ‘Ik ben de enige echte messias. Niet Jezus was dat, maar ik ben het. Ik ben degene die uit God is, en alleen wie in mij gelooft, zal eeuwig leven hebben.’ Ook al zou die iemand grote wonderen verrichten en heel mooie woorden spreken, we zouden hem niet geloven, en net als de joden ten tijde van Jezus zouden we zeggen: ‘Is dat niet onze dorpsgenoot, de zoon van die en die? We kennen hem toch, hij woont hier een paar straten verder, en nu komt hij ons vertellen dat hij uit de hemel is neergedaald. Ik denk dat hij dringend aan een dokter toe is, of beter nog een psychiater.’ Dat is wat we zouden zeggen, en dat is precies wat ook de joden zeggen. En dan zeggen ze er nog niet bij wat ze echt denken, en dat is: ‘Wat een godslastering! Die vent, die Jezus, stelt zich naast God. Hij beweert zelfs dat Hij en God één zijn, want wie naar hem luistert, luistert naar God. Wat een schandalige godslastering!’  

Zusters en broeders, laten we dus niet hard zijn voor de joden en hun zogenaamde ongeloof, want dat niet-geloven in Jezus vloeit voort uit hun geloof in de enig ware God, en nu is daar ineens een profeet die zichzelf naast die enig ware God plaatst. Dat botst met alles waar ze aan hechten, met hun hele traditie van een zorgende God die zijn profeten zendt, en met alles wat die profeten gezegd hebben, en dat was: ‘Zo spreekt de Heer uw God.’ Zij kunnen niet geloven in het nieuwe dat Jezus brengt, en nog minder in het feit dat Hij zegt dat Hijzelf dat nieuwe is. Wij doen dat wel, wij geloven wél in Jezus, in zijn woorden en in zijn daden, maar vanzelfsprekend is dat ook vandaag niet. Je merkt het aan de lege plaatsen in onze kerk, en je merkt het nog meer in het leven van elke dag, in wat mensen zeggen en doen en in wat er rondom ons gebeurt: het zijn zeker niet altijd de woorden en daden van Jezus die in de praktijk worden gebracht. Nee, geloven is niet gemakkelijk en niet vanzelfsprekend. Misschien kunnen we maar best doen zoals de profeet Elia in de eerste lezing. Het is hem allemaal te veel geworden, dus God de Heer moet het maar zelf opknappen, vindt hij. Hij legt zijn lot in Gods handen, en God laat hem niet in de steek: Hij zendt zijn engel die hem voedsel en drank brengt, zodat hij zijn weg door het leven verder kan zetten. 

 

Dat is wat Jezus voor ons en voor deze wereld wil zijn: voedsel en drank op onze tocht door het leven. Voedsel van liefde en vrede, en drank van gerechtigheid. Laten we die liefde, die vrede en gerechtigheid, die Jezus zelf is, tot ons nemen, en laten we leven zoals Hij ons heeft leren leven. Want Hij is het brood dat uit de hemel is neergedaald, Hij is de weg, de waarheid en het leven. Amen.                                                      

  

Download deze preek in Microsoft Word formaat

 

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha