Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
In het evangelie lezen we voor de derde zondag op rij uit de toespraak van Jezus na de broodvermenigvuldiging. We weten dat zijn toehoorders zeer negatief reageren. Wanneer Hij zegt: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald’, zeggen ze: ‘Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?’ En wanneer Hij zegt dat het brood dat Hij hun zal geven zijn lichaam is, reageren ze sarcastisch: ‘Hoe kan HIJ – met de nadruk op ‘HIJ’ – ons zijn lichaam te eten geven?’ Met de nadruk op ‘HIJ’, inderdaad, en niet op ‘lichaam’, want daar hebben de joden geen probleem mee. Doorheen het beeld van het vlees en het bloed begrijpen ze zeer goed wat Jezus bedoelt, namelijk dat zijn woorden en daden de woorden en de daden van God zelf zijn, de weg die ze dus moeten volgen om naar God toe te gaan. Ze weten dat Hij zich hiermee van Mozes verwijdert, en dat is de man die hen heeft weggeleid uit de slavernij en die hun de wet heeft gegeven. Die wet, dat Verbond met God, bepaalt hun hele leven, en die wet is de weg naar God. En nu komt Jezus hun een andere weg voorhouden, erger nog, Hij beweert dat Hijzelf die weg is. Hij stelt zich dus boven Mozes en boven het Verbond, en dat lokt een verontwaardigde reactie uit: ‘Hoe kan HIJ ons de weg wijzen? Wie denkt Hij wel dat Hij is? Denkt Hij echt dat Hij meer is dan Mozes?
Jezus gebruikt het beeld van zijn vlees en bloed, zijn lichaam dus, dat voedsel is voor het eeuwige leven. Dat vlees en dat bloed zijn symbool voor zijn woorden en zijn daden, dus voor zijn leer, en bij het Laatste Avondmaal maakt Hij dat symbool tastbaar. Want woorden zijn woorden, en daden zijn daden. Naar woorden kun je luisteren, en daden kunnen als voorbeeld en zelfs als norm dienen, maar je kunt ze niet vasthouden. Dat is precies wat Jezus bij het Laatste Avondmaal doet: hij maakt zijn woorden en zijn daden tastbaar. Je kunt ze bij manier van spreken vasthouden en als voedsel gebruiken. In de intieme kring van zijn apostelen herhaalt Hij wat we zonet in het evangelie hoorden. Van het brood zegt Hij: ‘Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt’, en de wijn bestempelt Hij als de wijn van het Nieuwe Verbond dat door zijn bloed gesloten wordt. Hiermee verbindt Hij zichzelf, en zijn woorden en zijn daden met zijn komende dood, en vat Hij het allemaal samen in de tastbare symbolen van brood en wijn. En Hij voegt er uitdrukkelijk aan toe: ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken.’
Zusters en broeders, het is goed dat we dit beseffen wanneer we straks te communie gaan. Die hostie is niet zomaar een symbool, nee, ze is de hele Jezus. De Jezus die liefde sprak en liefde deed, die er was voor mensen in nood, zonder onderscheid of ze groot of klein, arm of rijk, ziek of gezond, Jood of niet-Jood waren. De Jezus die vrede bracht en vrede was: vrede onder elkaar, maar ook vrede met onszelf. Dit alles nemen we tot ons, en we zeggen ‘Amen’ wanneer de voorganger de hostie op onze hand legt, en dat woord betekent: ‘Zo is het.’ We bevestigen dus dat we Jezus en alles waar Hij voor staat tot ons nemen, en dat we zijn woorden en daden tot de onze willen maken. Wellicht beseffen we het niet, maar met dat ‘Amen’ hernieuwen we telkens opnieuw onze doopbeloften. We denken misschien dat we dat alleen op Pasen doen, maar nee, we doen het telkens als we de communie ontvangen en ‘Amen’ zeggen. ‘Het is zo’: we nemen de hele Jezus tot ons en zijn weg is de onze. We willen leven in het Nieuwe Verbond dat God in Hem met zijn volk heeft gesloten, en we willen leven zoals Hij ons heeft voorgeleefd. We willen goed zijn voor elkaar, liefdevol en vredevol, en we geloven dat God de Heer ons in Jezus nabij wil zijn.
Zusters en broeders, ons ‘Amen’ is geen dood woord, maar de bevestiging dat we als christenen door het leven willen gaan, en de bevestiging van ons geloof dat Jezus de weg, de waarheid en het leven is. Amen.