Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Twee jaar geleden werd ons land opgeschrikt door een vreselijk gezinsdrama: een moeder vermoordde haar vijf kinderen. En alsof dat nog niet erg genoeg was, werden we tijdens haar proces opnieuw opgeschrikt: bij zijn verhoor gaf haar psychiater toe dat zij hem de dag voor die vreselijke feiten een brief had bezorgd waarin ze totaal wanhopig vertelde wat ze van plan was te doen. Het was een ultieme schreeuw om hulp, want op de brief had ze ook haar gsm-nummer genoteerd waarop hij haar gelijk wanneer kon bereiken. Hij had evenwel niet gereageerd omdat hij, om het met zijn eigen woorden te zeggen, ‘geen gaatje had gevonden in zijn agenda.’
Vandaag lezen we in het evangelie over de boodschap van de engel Gabriël aan Maria. Het is een Bijbelepisode die niet alleen deel uitmaakt van de rozenkrans, maar ook zeer hoog scoort in schilder- en beeldhouwkunst. Een van de mooiste van die kunstwerken is te vinden in de Santa Crocekerk in Firenze. Het gaat om een reliëfbeeldhouwwerkje van omstreeks 1435, van de grote beeldhouwer Donatello. Als geen ander heeft hij de onbegrijpelijkheid van het mysterie weten aan te voelen. De engel knielt voor Maria, hij vraagt haar of ze de Moeder van God wil worden. Zijn hele houding drukt dat vragen uit, zo van ‘Toe Maria, zeg ja. Je kunt nee zeggen, want je bent een vrije mens, maar zeg alstublieft ja. Ik vraag het u. Nee, niet ik, maar God vraagt het u.’ Tegenover hem staat Maria. Ze is geschrokken, je ziet het aan de lichttjes terugtrekkende lijn van haar lichaam, als in geschrokken afweer, niet voor die engel, maar voor zijn vraag. Het niet-begrijpen spreekt ook uit haar ogen: ‘Maar wat vraag je me nu? Ik, een eenvoudig meisje, hoe kan ik de moeder van God worden? Daar ben ik veel te klein, veel te arm, veel te eenvoudig voor.’ Precies dat moment van aarzelend vragen en terugdeinzen voor het onbegrijpelijke mysterie heeft Donatello vanuit een diep geloof op onnavolgbare wijze weten te vatten.
Tijdens het lezen van dit stukje evangelie dacht ik aan dat meesterwerkje van Donatello, maar ook aan die psychiater die geen gaatje vond in zijn agenda voor die moeder in zeer hoge nood. Maria had ook zo kunnen reageren. Ze had kunnen zeggen dat ze het niet zag zitten, dat ze geen zin had om ja te zeggen op een vraag waarvan ze de reikwijdte niet kon inzien en waarvan ze niets begreep. Maar ze zei niet neen, integendeel, heel nederig zei ze: Zie de dienstmaagd van de Heer; mij geschiede naar uw woord.’
Zusters en broeders, ook wij worden voortdurend bevraagd door mensen om ons heen, door de gemeenschap en door de wereld. Onze kinderen en kleinkinderen, onze ouders en grootouders die onze aandacht vragen, die ons nodig hebben voor een warme schouderklop, een steun in de rug, gewoon een babbel tussen de bedrijven door. Onze buurt, onze gemeenschap, onze kerk, onze wereld: allen zijn ze vragende partij: of we iets kunnen doen, of we kunnen inspringen, of we die en die mensen in nood willen steunen, of we willen openstaan voor de ellende in Oost-Congo, of we bereid zijn Welzijnszorg te steunen, of we … vul zelf maar in. En hoe reageren wij? Zoals die psychiater die geen gaatje in zijn agenda zag, of zoals Maria die niet kon begrijpen, maar die toch vol vertrouwen ‘ja’ zei? Zijn ook wij bereid om vol vertrouwen ‘ja’ te zeggen?
Zusters en broeders, net zoals Hij dat aan Maria heeft gevraagd, vraagt God ook aan ons of we willen meewerken aan de opbouw van zijn Rijk, aan de uitbouw van zijn droom. Wanneer mensen ons vragen of we voor hen een gaatje kunnen vrijmaken in onze agenda, is dat God die ons vraagt om mee te werken aan die droom. We kunnen nee zeggen, want we zijn vrije mensen. We mogen dan wel niet uit het oog verliezen dat we onszelf dan afsluiten voor God, voor onze medemens en ook voor onszelf, want als we er niet meer zijn voor anderen, vernauwt onze blik tot het niets. Laten we dus ja zeggen, laten we openstaan voor Gods droom, en eraan meewerken. Wellicht soms aarzelend en tastend, en ook erg onzeker, maar vanuit ons geloof dat we leven in Gods hand, en dat zijn engel ook tegen ons zegt: ‘De Heer is met u.’ Amen.