Jaar 2009-2010 Cyclus C

Bezinning bij / surfen naar:

  • 1 Korintiërs 11, 23-26
  • Lucas 9, 11b-17


    Zusters en broeders,

    Wie het evangelie van vandaag met ongelovige ogen leest, moet zich wel in Luilekkerland wanen. Je kent het wel, het sprookjesland waar de gebraden ganzen door de lucht vliegen, de pannenkoeken aan de bomen groeien en de rivieren van limonade zijn. Want daar lijkt het wel een beetje op: vijfduizend mannen worden door Jezus’ toedoen gevoed met vijf broden en twee vissen, en dat ze zich echt niet moeten inhouden, blijkt uit de twaalf volle korven overschot na de maaltijd. Alleszins een heel wonderlijk verhaal, en het wordt nog merkwaardiger als we ons even toespitsen op het zinnetje waar we gewoonlijk overheen lezen, namelijk: wanneer de apostelen tegen de avond aan Jezus voorstellen dat Hij de mensen zou wegzenden, zodat ze in de dorpen in de buurt eten kunnen gaan kopen, antwoordt Hij: ‘Geef gij ze maar te eten.’ Heel merkwaardig, is dat, want hoe zouden zij die vijfduizend mensen die Hem tot in de woestijn gevolgd zijn te eten kunnen geven.

    Ik denk dat we dit verhaal en die woorden van Jezus moeten verbinden met de eerste (tweede) lezing. Daarin verhaalt Paulus wat hij over het Laatste Avondmaal vernomen heeft. Je hebt de woorden beslist herkend, want het zijn de woorden van de consecratie. Heel onbegrijpelijke woorden over brood en wijn die zijn lichaam en bloed worden. Bibliotheken vol geleerde boeken zijn er over die woorden al geschreven, en geen enkel van die boeken heb ik gelezen, omdat ik ze toch niet begrijp, en vooral: omdat Jezus’ woorden een mysterie zijn dat ik niet kán begrijpen, maar wel wil geloven. Zijn mysterieuze woorden gaan echter gepaard met handelingen die wél begrijpelijk zijn: Hij dankt om het brood, breekt en verdeelt het, en ook de wijn verdeelt Hij. Als je het evangelieverhaal aandachtig leest, merk je dat Hij juist dezelfde handelingen stelt: danken, breken en delen. En dat Hij zegt: ‘Geef gij die mensen maar te eten.’ Met andere woorden: breek uzelf maar en deel maar uit.

    Dat zijn woorden die we begrijpen, en ook de handelingen begrijpen we zonder moeite: Jezus draagt ons op te danken, te breken en te delen. Dank te zeggen om het leven, dank om het licht, om de vreugde, om zoveel dat we heel gewoon vinden, maar als we in de wereld om ons heen kijken, merken we dat het helemaal niet zo gewoon is, en dat we er veel beter aan toe zijn dan honderden miljoenen andere mensenkinderen. We hebben dus alle reden om te danken. En dan: onszelf breken en delen. Misschien denken we hierbij spontaan aan Broederlijk Delen, Welzijnszorg en andere goede doelen waarvoor we terecht in onze portefeuille tasten, maar ik denk dat we verder moeten denken.

    Tijdens een van mijn opleidingen tot voorganger werd ons op een keer gevraagd eens na te gaan welke dingen we echt als van onszelf beschouwden, dingen dus die we absoluut niet zouden willen breken en delen. Omdat we er individueel niet uitraakten, beslisten we samen op zoek te gaan naar het antwoord, maar ook dat hielp niet direct, want we zegden: we zijn toch zo geen grote egoïsten, zeker. Tot iemand het woord ‘tijd’ liet vallen. Ha ja, tijd, die was voor velen onder ons echt wel van ons. Wat ik met mijn tijd doe, is mijn zaak, en daar heeft niemand zich mee te moeien. En toen waren we gelanceerd, en gingen we ijverig verder op zoek naar wat wij, en ook andere mensen, als eigen bezit, als onbreek- en ondeelbaar beschouwden, en er vielen woorden als: mijn meningen en mijn gedachten, mijn rijstijl met de auto, mijn was en mijn strijk, mijn bureau, mijn computer en wat ik ermee doe, mijn keuken, en nog zoveel meer dingen waar we dagelijks mee bezig zijn, en waarvan we dikwijls niet dulden dat iemand zich op ons terrein waagt. Ha nee! Da’s van mij!

    Nochtans is het precies dat wat Jezus bedoelt wanneer Hij ons opdraagt te breken en te delen: dat we afstand zouden nemen van onszelf en van onze heilige huisjes, en dat we zouden openstaan voor elkaar. Neem nu bijvoorbeeld ‘tijd’: willen we onze tijd echt delen, of zeggen we heel gemakkelijk: nee, ik heb nu geen tijd voor u. Of neem onze meningen: zijn we bereid die met anderen te delen en rekening te houden hun mening, of blijven we steevast denken en zeggen: en toch heb ik gelijk, en alleen wat ik denk en zeg is juist.

    Tijd en gedachten: het zijn maar twee voorbeelden van dingen die we kunnen breken en delen, en ik vrees dat we daar dikwijls niet toe bereid zijn. Tijd hebben voor iemand betekent afstand willen doen van onze eigen bezigheid, hobby of tijdverdrijf, en willen luisteren, helpen, troosten, steunen, meevoelen, meespelen, mee lachen en mee wenen met iemand die daar nood aan heeft. En niet stokstijf aan onze eigen gedachten en overtuigingen vasthouden, betekent opnieuw willen luisteren, maar ook respect hebben voor andermans mening. Willen we dat echt? En zijn we ook in andere dingen van ons dagelijks leven bereid met anderen te delen?

    Zusters en broeders, danken, breken en delen, dat is wat we altijd kunnen doen. De eucharistie eindigt niet met de consecratie, nee, de consecratie is het begin van onze eigen eucharistie. Een eucharistie die in ons dagelijks leven doordringt en die ons laat leven als echte volgelingen van Christus. En dat is toch wat we willen zijn? Zijn volgelingen? Amen.  

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha