Bezinning bij / surfen naar:
- Jesaja 66, 10-14c
- Lucas 10, 1-12.17-20
Zusters en broeders,
In het evangelie hoorden we het verhaal van de 72 leerlingen. Jezus en zijn apostelen kunnen het werk niet meer alleen af, en daarom zendt Hij 72 gelegenheidsmedewerkers uit. Het zijn geen apostelen, en ze volgen Hem ook niet elke dag, maar toch vertrouwt Hij hun de verkondiging van zijn Boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid toe, want de oogst is groot en er zijn te weinig arbeiders.
Drie jaar geleden heb ik deze evangelietekst aangegrepen om te pleiten voor een echt actieve rol van de leek in de Kerk, ook als voorganger, niet alleen mannen, maar ook vrouwen. Vandaag zou ik willen pleiten voor een nieuwe Kerk, een echte Kerk van Christus. Ik vertrek daarvoor niet vanuit het evangelie van vandaag, wel vanuit het einde van de brief van Paulus aan de christenen van Rome. Hij laat daarin de groeten overbrengen aan een hele schare christenen die hij alle met naam en christelijke kwaliteiten vernoemt. Ik citeer wat hij over twee van hen zegt: ‘Groet Andronikus en Junia, mijn volksgenoten die met mij in de gevangenis hebben gezeten, die als apostelen veel aanzien genieten en die eerder dan ik één met Christus zijn geworden.’
Andronikus en Junia apostelen? Ze komen toch niet voor in de lijst van de twaalf die we kennen uit de evangelies? En toch noemt Paulus hen apostelen, ook Junia, een vrouw dus. Hij stelt hen op gelijke hoogte met de twaalf, en blijkbaar vervullen ze ook dezelfde taken, dus verkondigen en voorgaan in de eredienst. Ze genieten daarbij veel aanzien, dus doen ze hun werk vol liefde en geloof. Ook de vele anderen die hij laat groeten, mannen én vrouwen, lijken direct betrokken bij de verkondiging en de eredienst. Van een onderscheid tussen hiërarchie en basis was dus geen sprake, iedereen was gelijkwaardig. Helemaal zoals Paulus schrijft in zijn brief aan de Galaten: ‘Broeders en zusters, de doop heeft u allen met Christus verenigd, gij hebt Hem aangetrokken als een kleed. Er is nu geen sprake meer van jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw; allen samen vormt ge één persoon in Christus Jezus.’
Zo was de jonge Kerk, de Kerk van Christus, die door de apostelen en door alle gelovigen gedragen en uitgedragen werd. Er was geen onderscheid tussen man en vrouw, en ook niet tussen apostel en niet-apostel, want allen vormden ze één persoon in Jezus. De Kerk was één, zoals Jezus gevraagd had op het Laatste Avondmaal. ‘Mogen allen één zijn, zoals Gij Vader in Mij en Ik in U.’
Vandaag is dat anders. De Kerk is niet meer één. Aan de ene kant is er de Kerk van de van de paus, de bisschoppen, de clerus. Alleen maar ongehuwde mannen, die het monopolie opeisen van de eredienst, de verkondiging en de sacramenten. Aan de andere kant de Kerk van de leken, mannen en vrouwen, die moeten luisteren naar wat clericale Kerk verkondigt. Ik weet niet wanneer die tweesporenkerk ontstaan is, maar ik weet wel dat ze niet beantwoordt aan de wil van Jezus. Hij maakte geen onderscheid tussen mensen, tussen mannen en vrouwen, en ook niet tussen apostelen en zogenaamde leken, want Hij zond zonder aarzelen 72 niet-apostelen uit om zijn Woord te verkondigen. De jonge Kerk is Hem daarin gevolgd. De Kerk van vandaag doet dat niet meer. Die wordt gedomineerd door een heel kleine groep mannen, met alle gevolgen van dien. Bijvoorbeeld een almaar groeiende onverschilligheid van de massa ten aanzien van de Kerk. En vijandschap ten aanzien van een instituut dat het contact met de werkelijkheid helemaal verloren lijkt te hebben. En spot met een stuurloze mastodont die met wereldvreemde geboden en verboden aan elkaar gelapt is. Geboden en verboden die niet terug te vinden zijn in de woorden en daden van Jezus. En is Jezus niet onze enige maatstaf?
Niet meer voor de Kerk, zo lijkt het. Ze is haar eigen maatstaf geworden, en zelfs de maatstaf van de dingen en de mensen. En van de werkelijkheid. En je weet: als instituten zichzelf als maatstaf beschouwen, begint de ontmenselijking. Dat komt vandaag op pijnlijke wijze aan het licht. De wet, het instituut boven de mens. Jezus is vermoord omdat Hij de mens boven de wet stelde, en omdat Hij maar één wet aanvaardde: ‘Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf.’ Jezus, voor wie alle mensen, mannen en vrouwen, gelijk waren. Jezus, die niemand uitstootte en niemand veroordeelde. Jezus, die leefde in en werkte vanuit zijn eigen tijd, en die weigerde een instituut te worden.
Zusters en broeders, alleen maar de woorden en daden van Jezus in deze tijd beleven, dat is wat ons, wat onze Kerk te doen staat. Samen, mannen en vrouwen, op voet van gelijkheid, en met een open geest. De Geest van Jezus. Amen.