Jaar 2009-2010 Cyclus C

Bezinning bij / surfen naar:

Zusters en broeders,

We kennen hem allemaal erg goed, de parabel van de farizeeër en de tollenaar. Merkwaardig toch dat we precies die parabel zo goed kennen. Zou hij ons misschien in het vlees snijden? Zijn we er misschien niet gerust in dat het over ons gaat? Dat is zeker niet uitgesloten, want hoe je het ook draait of keert, hij dwingt ons ons af te vragen wie we zijn: de farizeeër of de tollenaar. En die farizeeër, nee, die willen we niet zijn.  

Nochtans, farizeeërs gingen op een voorbeeldige manier om met hun geloof. Ze hielden zich strikt aan de joodse Wet, leidden een vroom leven, en leefden middenin het gewone volk, omdat ze hun geloof en hun manier van leven met iedereen wilden delen. De farizeeër in de parabel wijkt niet af van dat beeld: hij gaat dagelijks naar de tempel, hij vast per week tweemaal de volledige 24 uur – en dat is veel meer dan de Wet voorschrijft – en verder schenkt hij tien procent van zijn inkomen weg, en ook dat is ver boven wat voorgeschreven is – en ik denk ook een heel stuk boven wat wijzelf afstaan om mensen in nood te helpen. Wat is er dan fout aan de man? Wel, de evangelist geeft het zelf aan bij het begin: Jezus vertelt de gelijkenis ‘aan hen die – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachten.’ Daar zit het hem dus: de farizeeër bidt niet, maar vernedert de anderen en heft een lofzang aan op zichzelf. Hij bewierookt zijn eigen ik met een air van: ‘Kijk eens, God, wat een voorbeeldig man ik ben. Ge moogt best tevreden zijn met iemand zoals ik.’ Ik denk dat het dit aspect van de parabel is dat ons afschrikt: dat we, hoewel we het echt niet willen, precies wél op die farizeeër zouden lijken. Dat we dus onszelf beter zouden vinden dan de anderen. Misschien is het goed dat wij daar eens over nadenken. En met ‘wij’ bedoel ik niet onze gemeenschap hier, maar de rijke, blanke christenen uit het noordelijk halfrond. Eeuwenlang hebben we de rest van de wereld gekoloniseerd, geterroriseerd en uitgemoord. We stelden ons daar geen vragen bij, want die anderen, die waren zoveel minder dan wij, dat waren eigenlijk geen mensen, en het waren in elk geval geen christenen.  

Vandaag, op Missiezondag, moeten we ons ook durven afvragen of missionering misschien ook gegroeid is uit die ziekelijke overtuiging van meerwaarde. Het antwoord is ‘nee’. Missionering is gegroeid uit Jezus’ laatste woorden vóór zijn hemelvaart, zoals we ze lezen in het evangelie volgens Mattteus: ‘Ga op weg en maak alle volkeren tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’ Dat woord van Jezus was en is de stuwkracht achter de duizenden missionarissen die eeuwenlang de wereld zijn ingetrokken om het goede woord te verkondigen. Maar het kan niet ontkend worden dat daarbij serieuze fouten zijn gemaakt. Om maar één voorbeeld te geven: meer dan eens zaten de missionarissen in dezelfde vrachtwagens als de soldaten die werden aangevoerd om de plaatselijke bevolking te onderwerpen. Vandaag bestaan zulke mistoestanden gelukkig niet meer, vandaag is missie geworden wat ze moet zijn: verkondiging van de Blijde Boodschap, en die Boodschap een gezicht geven in het leven van alle mensen. Een gezicht dat niet alleen herkenbaar is in kerken en kapellen, maar ook in scholen, hospitalen, huizen, wegen, bruggen. In menselijkheid en in menswaardigheid dus. Een gezicht dat een afspiegeling wil zijn van Gods liefdevolle zorg voor al zijn schepselen. Nee, niemand moet wachten tot na zijn dood te genieten van Gods liefdevolle aanwezigheid, integendeel, iedereen mag die aanwezigheid in dit leven voelen. Nog niet iedereen blijkt dat begrepen te hebben, zoals we kortelings mochten ondervinden toen aartsbisschop Léonard met ziekmakende farizeïsche zelfgenoegzaamheid aidspatiënten en nadien ook mensen met longkanker de verdoemenis injoeg. Net of Jezus tegen hem heeft gezegd: ‘Ga op weg, en kwets, veroordeel en minacht iedereen die niet aan je eigen onchristelijke opvattingen beantwoordt.’ Ronduit ziekmakend is dat, meer nog dan anders in een tijd waarin de Kerk wereldwijd met het ene schandaal na het andere geconfronteerd wordt. Schandalen die stuk voor stuk met haar eigen bedienaars te maken hebben.  

 

Zusters en broeders, laten wij echter alleen maar luisteren naar Jezus’ woord, en meewerken aan de verkondiging en de beleving van zijn Blijde Boodschap. Niet vanuit het farizeïsche besef dat we beter zijn dan de anderen, maar vanuit de vreugde dat we kunnen en mogen meewerken aan Gods grote en goede daden voor al zijn schepselen, want allen zijn ze Hem even lief, en allen ook zijn ze onze broers en zussen, kinderen van dezelfde Vader. Laten we Jezus’ opdracht ter harte nemen om alle volkeren tot zijn leerlingen te maken, in woord en in daad. In woord door ons bidden, ons mee-leven en onze aandacht. En in daad door onze steun, niet alleen straks bij de omhaling, maar het hele jaar door. Weet je, Jezus stuurde nooit iemand wandelen, Hij luisterde en hielp altijd. Laten ook wij dat doen. ‘Spreek, ik luister is de campagneslogan van Missio voor dit jaar. Laten we dus altijd spreken met ons hart, en altijd helpend luisteren naar de noden van anderen. Zoals Jezus ons heeft opgedragen. Amen.   

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha