Bezinning bij / surfen naar:
- Jeremia 33, 14-16
- Lucas 21, 25-28.34-36
Zusters en broeders,Misschien dacht je daarnet: dat evangelie hebben we toch al gehoord? Wel, je hebt gedeeltelijk gelijk. Veertien dagen geleden hoorden we bijna hetzelfde evangelie, maar dat was in de versie van Marcus, en nu lazen we het in de versie van Lucas. Je weet, vandaag begint de advent, en dat is meteen ook het begin van een nieuw kerkelijk jaar, waarbij een andere evangelist ons zal begeleiden op onze tocht naar God en naar elkaar. Vorig jaar was dat Marcus, nu en dan afgewisseld met Johannes, dit jaar wordt het Lucas, en ook nu zal Johannes soms aan het woord komen.
We hoorden dus woorden waarmee Jezus naar de eindtijd lijkt te verwijzen. Hij heeft het over tekens aan zon, maan en sterren, de zee zal bulderen, volkeren zullen radeloos zijn en doodsangsten uitstaan. Voorwaar geen fraai vooruitzicht, en je kunt je afvragen waarom Jezus zijn toehoorders de stuipen op het lijf lijkt te willen jagen.
De vraag is maar of Hij dat ook echt wil doen, ons de stuipen op het lijf jagen, want Hij laat er onmiddellijk op volgen dat de Mensenzoon zal komen, dat we ons moeten oprichten en ons hoofd moeten heffen. Verder vraagt Hij dat we ons hart niet zouden laten afstompen, ons niet zouden laten meeslepen door louter aardse dingen, en waakzaam zouden blijven. Met andere woorden, de ogenschijnlijk angstaanjagende woorden in het begin van de lezing zijn een oproep tot waakzaamheid en ook een oproep tot een verlangend uitzien naar de komst van Jezus in ons leven en in deze wereld. Die woorden moeten dus niet noodzakelijk als een verwijzing naar het einde der tijden gezien worden; ze kunnen net zo goed op ieder mensenleven en op deze wereld in zijn geheel slaan. Deze wereld, waarin meer dan een miljard mensen elke dag honger lijdt en elke zes seconden een kind van honger sterft. Deze wereld waarin onverdraagzaamheid, geweld en terrorisme wild om zich heen slaan, en of dit nog niet erg genoeg is, gebeurt dat dan heel dikwijls nog in naam van de almachtige God. En in ons eigen mensenleven krijgen we niet alleen te maken met geluk en vreugde, maar ook met ziekte en dood, pijn en verlies. Gezinnen vallen uit elkaar, mensen zouden elkaar soms de dood in willen pesten. We kennen het allemaal, niemand van ons kan zeggen dat hij geen krassen heeft op zijn hart en op zijn ziel.
‘Wees waakzaam,’ zegt Jezus, ‘en blijf hopen en geloven. Loop niet met uw hoofd in de grond, laat uw hart niet dichtgroeien van verdriet en wrok, maar kijk omhoog en kijk vooruit. Ik heb als mens onder de mensen gewoond, en ook mijn leven liep niet over rozen, wel dikwijls over tegenkanting en vijandschap, al vanaf mijn geboorte. Maar Ik bleef geloven en vertrouwen in mijn Vader die ook uw Vader is. Hij die er is voor u. Nooit laat Hij u in de steek, nooit laat Hij u vallen.’
Zusters en broeders, laat dit advent voor ons zijn: een tijd van verlangen en verwachten, maar ook een tijd van meewerken aan een wereld waarin de Mensenzoon welkom zal zijn. Een wereld van liefde, vrede en gerechtigheid. Zoals altijd zal Welzijnszorg een beroep doen op ons om ons daadwerkelijk voor zo’n wereld in te zetten. Er niet alleen van te dromen, maar er echt aan te werken. En laat die liefde, vrede en gerechtigheid ook in ons eigen leven, in onze relaties heersen, zodat er geen plaats is voor angst en radeloosheid, maar wel voor geloof en vertrouwen in elkaar. Precies daarom is God onder ons komen wonen: om ons voor te leven hoe we als mens met elkaar kunnen omgaan, en om ons erop te wijzen dat we er nooit alleen voor staan: altijd is Hij met ons, altijd draagt Hij ons in de palm van zijn hand, en elk van ons noemt Hij zijn liefste kind.
Advent, zusters en broeders, is een mooie tijd, omdat hij ons dichter bij God en dichter bij elkaar en dichter bij mensen in nood brengt. Als we advent op die manier willen beleven, dan wacht ons een vreugdevolle Kerstmis. Amen.
Download deze preek in Microsoft Word formaat