Bezinning bij / surfen naar:
- Jesaja 60, 1-6
- Matteus 2, 1-12
Zusters en broeders,
Drie wijzen hebben een ster gezien die hen aanzet op zoek te gaan naar een pasgeboren koning, maar boven Jeruzalem is de ster verdwenen, dus gaan ze aan Herodes vragen waar ze die koning van de joden kunnen vinden. En dan volgt er een zinnetje dat me bijzonder treft: ‘Herodes schrok hevig toen hij dat hoorde, en heel Jeruzalem met hem.’ Kijk, dat Herodes schrikt wanneer hij over de geboorte van een joodse koning hoort, lijkt me nogal vanzelfsprekend: hijzelf is immers de koning van de joden, en het spreekt voor zich dat hij niet staat te springen om er een concurrent bij te krijgen. Het is dus niet zijn schrik die me treft, wel die van Jeruzalem. Want hoe kunnen die nu schrikken? Ze kreunen onder het gezag van de Romeinen en de wreedheden van Herodes, en nu ze horen dat er een joods koningskind geboren zich, schrikken ze zich te pletter. Nochtans kunnen ze vanuit de profeet Micha haarfijn de plaats aanwijzen waar die koning moet geboren zijn. Je zou dus verwachten dat ze onverwijld op hun kamelen zouden springen en zich als de bliksem naar Betlehem zouden haasten, maar nee hoor, ze schrikken alleen maar en doen verder niets.
Hoe kan dat nu? Wel, ik denk dat ze de profetie van Micha gewoon niet geloven. Ik denk dat ze zo wereldvreemd geworden zijn, daar binnen de muren van Jeruzalem, dat het volgens hen niet kán dat er iets belangrijks gebeurt buiten de stad en buiten hun eigen directe machtsbereik. Je zou het kunnen vergelijken met de reactie van de Brusselse regering op de vervuiling van de Zenne een paar weken geleden. Een reactie van: ‘Er is toch niets aan de hand? De wereld, en zelfs het universum houdt toch op aan de grenzen van Brussel?’ Wel, ik denk dat de hogepriesters en schriftgeleerden net hetzelfde dachten: dat de wereld en het universum ophielden aan de stadsmuren van Jeruzalem. Als er dus al een koning zou geboren zijn, dan moest dat daar zijn, en nergens anders.
Zusters en broeders, zoals altijd moeten we ons afvragen waar wijzelf staan in dit verhaal, en welk van de vier personages we kunnen zijn. Vier, inderdaad, want naast de wijzen, Herodes en de hogepriesters en schriftgeleerden beschouw ik voor het gemak ook de ster als een personage. Ik denk dat ik er mag van uitgaan dat we alleszins niet Herodes zijn. Hij was een wrede heerser, die iedereen, ook familieleden, liet vermoorden die nog maar in de verdenking kwam dat hij hem niet echt genegen was. Ik weet niet of het verhaal over de kindermoord in Betlehem waar is, maar ik weet wel dat Herodes honderden mensen heeft laten ombrengen. Nee, Herodes zijn we niet, anders zouden we hier niet zitten om te luisteren naar een boodschap van liefde en vrede, en zouden we ook niet proberen te leven naar die boodschap.
Zijn we dan de hogepriesters en schriftgeleerden die niet willen weten van verandering en vernieuwing? Eigenlijk denk ik hier spontaan aan de hiërarchie van onze Kerk. Zij lijkt inderdaad behoorlijk bang voor alles wat nieuw is, en al tientallen jaren doet ze haar uiterste best om de moderne tijd in de pas van het katholicisme te doen lopen, in plaats van het katholicisme te moderniseren, en het een plaats te geven in déze tijd en in déze wereld, en niet in een tijd en een wereld die allang voorbij zijn en die ook nooit meer zullen terugkomen. Maar misschien zijn ook wijzelf wel bang, misschien hebben ook wij wel heel veel heimwee naar vroeger, toen iedereen zogezegd katholiek, en alles even zogezegd zoveel beter was. Maar we leven in déze tijd, een tijd waarin dank zij de democratie plaats is voor iedereen die de waarden en de normen van de democratie wil onderschrijven. Plaats dus voor blank en zwart, voor arm en rijk, voor home en hetero, voor christendom en islam. Plaats voor iedereen, helemaal naar het voorbeeld van Jezus, die nooit iemand heeft uitgestoten of afgewezen, die alleen maar tekeerging tegen hen die hun macht misbruikten om anderen te vernederen, uit te stoten, te kwetsen.
En wanneer we dat zijn, christenen van deze tijd, dan zijn we als de wijzen uit het evangelie. Dan zijn we mensen die kunnen toegeven dat ze niet alles weten, en die dus durven vragen, al is het maar de weg. En dan zijn we ook mensen die nederig kunnen knielen, al is het voor een kind in een stal. En ook mensen die de tekens van deze tijd zien en er ook in durven geloven. Tekens van goedheid, tekens van solidariteit met wie niets heeft, tekens van geloof, van hoop en van liefde. Tekens in ons eigen leven: een geschenkje bij een feest, zomaar een bloemetje, een tussendoorse knuffel, een kaarsje op de kast, een vriendelijk gebaar, een ziekenbezoek, een bijdrage aan Sterzingen, aandacht voor en bekommernis om armen en zwakken … allemaal kleine tekens van God tussen en met ons. Tekens ook dat we de ster uit het evangelie willen zien en ze zelf ook willen zijn. De ster van het licht van God over ons en in ons leven, en de ster die wij voor elkaar en deze wereld willen zijn door ons geloof, onze hoop en onze liefde.
Zusters en broeders, laten we, in deze tijd en in deze wereld, meegaan met de wijzen, op zoek naar het Kind, op zoek naar onze God van liefde, vrede en vreugde, in alles wat we doen en denken. Amen.