Bezinning bij / surfen naar:
- Genesis 15, 5-12.17-18
- Lucas 9, 28b-36
Zusters en broeders,
In het evangelie hoorden we een merkwaardig verhaal. Jezus gaat met drie leerlingen de berg Tabor op om er te bidden, en verandert er van gedaante. Twee mannen gaan met Hem in gesprek over wat er in Jeruzalem zal gebeuren – zijn lijden, dood en verrijzenis dus –, de drie leerlingen die Hem vergezellen vallen domweg in slaap, en als ze wakker worden, slaan ze wartaal uit. En dan die twee mannen: niet zomaar profeten, maar de absolute top, zo zou je ze kunnen noemen. Mozes is de man die zijn volk uit Egypte wegleidde en het de Wet gaf, en Elia is de profeet van wie de joden verwachten dat hij zal terugkomen om de messias aan te kondigen. Allebei hebben ze God ontmoet, Mozes in de brandende braamstruik, en later ook op de berg Horeb, waar hij de tien geboden kreeg. Ook Elia ontmoette God op de berg Horeb. En nu gaan ze in gesprek met Jezus, net als waren ze gelijken. Maar dat zijn ze niet, want de stem uit de wolken zegt over Jezus: Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene. Luister naar Hem.’ Dat zijn stuk voor stuk heel dragende woorden: Jezus is Gods Zoon, Hij is uitverkoren om God onder de mensen te brengen, naar Hem moet je dus luisteren. Niet naar de Wet van Mozes, maar naar Hem. Niet de Wet is de norm, wel Jezus.
Zusters en broeders, Jezus is Gods Uitverkorene, wat Hij zegt en doet zijn de woorden en de daden van God zelf. Hij is onze norm, onze Wet, want wij zijn christenen. Welnu, laten we ons dan ook spiegelen aan Hem. En daarbij heb ik de indruk dat we niet echt slecht bezig zijn: we zijn begaan met onze medemens dichtbij en veraf, we zetten ons in voor ziekenzorg en armoedebestrijding, we maken tijd voor vrijwilligerswerk in de parochie en in het verenigingsleven, we zijn tamelijk vrijgevig als het erop aankomt broederlijk te delen enzovoort. Dat is allemaal goed, en het beantwoordt ook aan wat Jezus ons heeft voorgeleefd, maar het is allemaal horizontaal, gericht op onze medemens en op de maatschappij. In wezen onderscheiden we ons daarbij in niets van niet-gelovigen die het goed voor hebben met de medemens. En dus denk ik dat we de verticale lijn van ons geloof meer moeten opvijzelen. Want Jezus staat om te beginnen voor geloof en vertrouwen. Denk maar aan zijn laatste woorden op het kruis: ‘In uw handen beveel Ik mijn geest.’ Onwankelbaar geloof en vertrouwen over de dood heen. Is ook ons geloof zo sterk, of zeggen we: ‘Ja, maarre …’. Zusters en broeders, er is niets te maren. We kunnen niet zomaar een beetje gelovig zijn, net zomin als een vrouw een beetje zwanger kan zijn en iemand een beetje dood kan zijn. Nee, we geloven zoals Jezus, onwankelbaar, en als dat niet zo is, zijn we niet goed bezig.
En Jezus stond ook voor trouw aan de eredienst. Op de sabbat ging Hij naar de synagoge, om er naar Gods woord te luisteren en het ook zelf te verkondigen. Vieren ook wij even trouw mee? En verder: Jezus is een biddende mens. Het volgende zinnetje is bijna een cliché in de evangelies: Jezus trok zich in de eenzaamheid terug om te bidden. Dat is in het evangelie van vandaag niet anders: Jezus gaat de berg Tabor op om er te bidden. Zijn ook wij zo vast in het gebed? Zo vast dat we, zoals de apostelen, aan Jezus zouden willen vragen: ‘Heer, leer ons hoe we moeten bidden’?
Onwankelbaar in het geloof over de dood heen, trouw in het vieren van Gods woord, bidden: dat is de lijn die ons direct met God verbindt. Je weet, slotzusters en slotpaters maken daar hun levenswerk van. Ik moet toegeven dat ik daar altijd vragen bij heb gehad. Of ze zich niet beter vanuit hun geloof direct voor hun medemens en voor de Kerk zouden inzetten. Maar sinds ik op de tv via de reeks In Gods naam een binnenkijk heb gekregen in het klooster van de trappistinnen in Brecht, zijn mijn vragen verdwenen. Want zo verneem je waarom de zusters elke morgen om vier uur opstaan om te bidden: ’s nachts is een tijd waarin het kwade dikwijls vrij spel heeft, maar waarin ook veel pijn en eenzaamheid is. Voor dat alles bidden ze, dat het ten goede zou keren. En wat me gewoon deed huiveren was de kennismaking met een stokoude, terminale zuster. Geen klacht van ‘ik lig hier ziek te zijn’, nee, alleen maar geluk om de voorbije vijftig zestig jaar, en om de zee van tijd die ze nu had om te bidden voor mensen in nood. Want daar bracht ze haar dagen mee door: niet met bidden voor zichzelf, maar voor mensen in nood. Aan haar eigen nood dacht ze zelfs niet. Ik dacht en ik denk nog altijd: die zuster staat heel kort bij God, en ook heel kort bij haar medemensen. Even kort als onze grote heilige pater Damiaan, die zijn leven gaf voor zijn naaste. Dat deed ook die zuster – want ze is ondertussen gestorven: zij gaf haar leven niet vóór, maar áán haar naaste. Vanuit haar verbondenheid met God.
Zusters en broeders, laat onze vasten niet alleen zijn broederlijk delen in doen en denken, maar ook verdieping van ons geloof. Eens een stukje Bijbel lezen, bidden, bezinnen, genieten van Gods nabijheid. De vastenkalender kan daar een goede begeleider bij zijn, want anders dan vorige jaren staat hij vol zinvolle teksten en mooie gebeden. Laten we dus proberen Jezus na te volgen in alles wat Hij zegt en doet. Amen.