Bezinning bij / surfen naar:
- Handelingen 5, 27b-32.40b-41
- Johannes 21, 1-19
‘Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg Mij, Ik zal van u vissers van mensen maken.’ Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.’
Zusters en broeders, je kent deze woorden uit het evangelie volgens Mattheus: Jezus roept Petrus en Andreas op Hem te volgen. Het zijn vissers, en Hij belooft hun dat ze vissers zullen blijven, maar dan wel vissers van mensen. Dat is precies wat er in het evangelie van vandaag gebeurt: ze gaan mensen vissen. Jezus is teruggekeerd naar zijn Vader, en zijn laatste woorden waren: ‘Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik u opgedragen heb.’ Die zending indachtig zegt Petrus: ‘Ik ga vissen’, en hij trekt er met zes andere apostelen op uit om mensen te vissen, dus om hen tot leerlingen van Jezus te maken en hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Maar het wil blijkbaar niet goed lukken: niemand heeft belangstelling voor wat ze vertellen, niemand laat zich bij manier van spreken vangen door hun woorden. Groot is de ontgoocheling, zo groot dat ze het willen opgeven. En dan ontmoeten ze Jezus, maar ze herkennen Hem niet. Dat zou er kunnen op wijzen dat ze tijdens hun zending niet echt over Hem verteld hebben. Misschien hebben ze over zichzelf gesproken, over hoe belangrijk ze wel zijn in zijn Rijk. Of misschien hebben ze de kern van zijn woorden en daden niet weten te vatten, misschien hebben ze over bijkomstigheden gepraat. Natuurlijk herkennen ze Hem dus niet. Ook wanneer Hij hun vraagt hoe het geweest is, gaan hun ogen niet open. Nee, ze hebben niemand gevangen, niemand is zijn leerling geworden. ‘Dat komt omdat je niet goed bezig bent,’ antwoordt Jezus, ‘doe het eens op mijn manier. Vertel hun over mijn woorden en daden, vertel hun over God die liefde is, die een goede Vader en Moeder is, die barmhartig is en vol zorg. En heb je wel voldoende aandacht gehad voor armen, zieken en zwakken? Want dat is wat je moet doen als je Mij wilt verkondigen.’ En wanneer ze dat doen, zitten hun netten ineens barstenvol met 153 grote vissen, en 153, dat zijn de verschillende soorten vissen die toen bekend waren. Met andere woorden: ze hebben alle vissen gevangen, of, zoals Jezus hen had opgedragen: ze zijn met zijn Boodschap naar alle volkeren getrokken, en hebben er gretig gehoor gevonden.’
Zusters en broeders, dit is een zeer belangrijke evangelietekst. Hij zit vol aanbevelingen en vingerwijzingen, ook in de roeping van Petrus. Drie keer op een rij vraagt Jezus aan Petrus of hij Hem liefheeft, waarna Hij hem opdraagt zijn lammeren en schapen te weiden, en zijn laatste woorden zijn: ‘Volg Mij.’ Niet ‘’Volg jezelf’, maar ‘Volg MIJ.’ En ook niet: ‘Weid je eigen lammeren en schapen’, maar ‘Weid MIJN lammeren en schapen.’ Het draait dus om Jezus en om zijn Kerk, om zijn woorden en daden, en om niets of niemand anders. In de mate dat wijzelf of onze Kerk daarvan afwijken, zijn we slecht bezig, en zullen onze netten leeg blijven, zoals die van de apostelen voor ze door hadden dat ze Jezus moesten verkondigen, en niet zichzelf. En wanneer ze dat doen, wanneer ze Jezus verkondigen, dan zitten hun netten barstensvol, of, zoals de hogepriester in de eerste lezing tegen de apostelen zegt: ‘Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van de leer van Jezus.’ Dat is dus wat er gebeurt als de apostelen niet zichzelf, maar Jezus verkondigen: dan gaat zelfs Jeruzalem door de knieën, de stad die Hem een tijdje voordien toch met plezier aan het kruis had geschreeuwd.
Zusters en broeders, momenteel wordt onze Kerk geteisterd door een reeks schandalen van vijftig jaar geleden. Dat is wat er gebeurt als kerkelijke bedienaars niet Jezus’ woorden en daden verkondigen en beleven, maar hun eigen duistere wegen gaan. Nu kan de Kerk ervoor kiezen om nog meer op zichzelf terug te plooien dan ze de laatste jaren toch al doet, of ze kan leven volgens dat woord van Jezus dat heel duidelijk is: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’ Nee, niet achterom kijken, maar resoluut en zonder schroom vooruitblikken, recht in de woorden en daden van Jezus, en die verkondigen en tot de onze maken. En zeker de allerlaatste woorden van Jezus niet vergeten, de woorden die Hij toevoegde aan de zending van zijn apostelen: ‘Houd dit voor ogen: Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ Dat is een belofte die ons niet kan ontnomen worden. Door niemand. Amen.