Bezinning bij / surfen naar:
- Handelingen 2, 1-11
- Johannes 20, 19-23
Zusters en broeders,
Ik weet niet of dat bij u ook zo is, maar als kind keek ik heel anders aan tegen kerkelijke feesten dan nu. Mijn lievelingsfeest was Kerstmis, want dat betekende heel lang opblijven voor de nachtmis, en daarna heerlijke warme chocolademelk, en die smaakte veel beter dan op andere dagen. Maar Kerstmis was vooral uit volle borst meezingen van het laatste vers van de eerste strofe van ‘De herdertjes lagen bij nachte’, en dat vers luidt: ‘’t Liep tegen het nieuwe jaar.’ Dat sprak me enorm aan. Kerstmis was namelijk mijn absoluut lievelingsfeest omdat het een week later Nieuwjaar was, en Nieuwjaar, dat waren familiebezoeken, en vooral: dat was zakgeld van peter en meter, en met wat geluk zelfs van een of andere nonkel of tante. Het stelde niet veel voor, maar het was een fortuin in de ogen van een kind van wie het wekelijkse zakgeld net voldoende was voor twee snoepjes en een lolly. En dan was er Pasen, en dat was niet het feest van de verrijzenis, maar wel het begin van de lente, het betere weer en even later meikevers vangen. En vooral: niet zolang na Pasen begon de grote vakantie. Twee maanden ravotten, vrijheid, je dagen proberen vol te krijgen, zwemmen in het kanaal, kikkers vangen en meer van de dingen uit een tijd die al meer dan een halve eeuw achter mij ligt.
En dan kwam Pinksteren. Ook speciaal, want de grote vakantie was nu wel heel dichtbij, en vooral: er was dat verhaal. Dat verhaal van die hevige wind, dat gedruis, die vurige tongen, die mannen die naar buiten stormden en in vreemde talen begonnen te vertellen alsof ze nooit iets anders gedaan hadden. En het meest ongelooflijke was wel dat al die onbekende volkeren als daar waren Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia en nog veel meer andere exotische streken, hen allemaal hoorden spreken in hun eigen taal. Onze meester van ik weet niet meer welk studiejaar en ook onze onderpastoor konden erover vertellen alsof ze het van op de eerste rij hadden meegemaakt, en ik ben hun daar nog altijd ongelooflijk dankbaar voor, want dat Pinksterverhaal is een van mijn lievelingsverhalen uit de Bijbel gebleven. Ik zag en ik zie het zo voor mij: die twaalf mannen die een goede week voordien Jezus ten hemel hadden zien stijgen, en ineens stonden er twee mannen in witte gewaden naast hen die ironisch vroegen: ‘Zeg, mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken? Daar is immers niets te zien.’ Onder verstaan: ‘Ge moet niet naar de hemel staan gapen, nee, ge moet naar de aarde kijken, want hier is het te doen, hier moet ge het aanpakken.’ En dat zijn ze door dat Pinkstewonder inderdaad beginnen doen: ze zijn naar buiten gestormd, met de de blik gericht op de aarde en op hun medemensen, en ze zijn over God beginnen vertellen.
Pinksteren, het feest van de Geest, het feest van het vuur van het geloof, het feest van het ontstaan van het christendom, het feest van die mannen van Galilea die niet langer werkloos naar de hemel staren, maar die resoluut en vol enthousiasme zijn beginnen getuigen van Gods grote daden, die in de woorden en daden van Jezus gestalte hadden gekregen. Pinksteren, het feest van het Rijk Gods, het Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid. En ook het feest van al die exotische vreemdelingen – en daar horen ook wij bij – die hen hoorden spreken in hun eigen taal.
Zusters en broeders, waarop wachten we om Pinksteren ook aan ons te laten gebeuren? Om vol geloof en vol vreugde het pijnlijke verleden van ons af te schudden en te getuigen van Gods grote daden in ons eigen leven en in de wereld? Waarop wachten we om in het spoor van Jezus en met zijn Geest vol enthousiasme te spreken over en te bouwen aan zijn Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid? Waarop wachten we om te stoppen met klagen en zagen en eindelijk volgelingen van Jezus te worden, Jezus die nooit klaagde en nog minder zaagde. Nee, we moeten niet naar buiten stromen, maar wat we als christenen wel moeten doen, dat is leven zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. Vol geloof, vol overtuiging, vol vertrouwen. Wedden dat we er alleen maar betere en gelukkigere mensen door worden, en dat ook onze gemeenschap en de wereld er alleen maar beter van worden? Amen.