Bezinning bij / surfen naar:
‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en geef aan God wat God toekomt. Tegen de achtergrond van de huidige gebeurtenissen klinkt het eerste deel van Jezus’ aansporing bijna als een zure grap. Hij spreekt die woorden immers uit in een context waarin geld het vertrekpunt is, en als wij nu aan geld denken, denken we aan banken, en als we aan banken denken … nee, ik durf niet zeggen wat we dan denken.’Zusters en broeders, je gelooft het misschien niet, maar zo begon in 2008 mijn preek van deze zondag. We zijn nu drie jaar later, en we staan even ver als toen: als het over banken gaat, durven we niet zeggen wat we denken. Wellicht is het immers niet zo mooi wat we denken, want de banken hebben ons, de belastingbetaler dus, al zoveel geld gekost, en het einde lijkt nog niet in zicht.
En zo zitten we meteen midden in het evangelie van vandaag: moeten we belastingen betalen of niet? Ook als je je die vraag niet stelt, komt ze op je af. Je laat iets opknappen in of aan je huis, of je koopt iets, en dan is het niet ondenkbaar dat je de vraag krijgt: ‘Moet je daar een factuurke van hebben?’ Of duidelijker nog: ‘Je moet daar toch geen factuurke van hebben, hé?’ Velen zullen spontaan zeggen: ‘Een factuurke? Daar kan ik niets mee doen’, en dat is niet eens gelogen. Maar het is wel een antwoord op de vraag naar die belastingen, want ‘geen factuurke’ is hetzelfde als belastingen ontduiken.
Daarover gaat het vandaag dus in het evangelie, en de farizeeën halen een bijzonder gemene streek uit. Ze willen Jezus te pakken krijgen, en daarvoor zijn alle middelen goed, zelfs een verbond met hun bloedvijanden, de Herodianen. Die collaboreren immers met de Romeinse bezetter, de farizeeën daarentegen haten die bezetter als de pest. Maar om Jezus erin te luizen, willen ze best eens vriendje spelen met de vijand. En hun vraag is bijzonder gemeen: Is het toegestaan belastingen te betalen aan de keizer? Antwoordt Jezus nee, dan zeggen de Herodianen dat hij het volk tegen de Romeinen ophitst, antwoordt Hij ja, dan zeggen de farizeeën dat Hij een collaborateur is. Zoals altijd antwoordt Jezus niet rechtstreeks op hun vraag, maar strikt Hij hen in hun eigen woorden. Hij vraagt hun Hem een munt te laten zien. Ze hebben dat geld op zak, dus aanvaarden ze het als betaalmiddel. En van wie zijn het beeld en het opschrift op die munt? Juist, ja, van de keizer. Welnu, geef dan aan de keizer wat van de keizer is. Maar Jezus geeft de gemene streek een heel andere wending door eraan toe te voegen: ‘en geef aan God wat God toekomt.’ Spijtig genoeg wordt in de evangelielezing de reactie van zijn uitdagers weggelaten: ze staan met hun mond vol tanden en druipen af.
Opnieuw naar de vraag: Moeten we belastingen betalen? Natuurlijk moeten we dat. Belastingen zijn wetten, net zoals verkeerswetten, schoolwetten, sociale wetten en noem maar op. En wetten moeten nageleefd worden, anders krijg je wetteloosheid en stort het land in elkaar. Zoals bijvoorbeeld het geval was in Bosnië en Kosovo, en zoals nu nog het geval is in Somalië. Je weet wat daaruit volgt: totale chaos, burgeroorlog, rechteloosheid, uitbuiting, moord, vernieling. Ook het niet betalen van belastingen leidt tot chaos, want hoe kan de staat zonder belastinggeld zijn ambtenaren betalen, zorgen voor onderwijs, ziekteverzekering, pensioenen, en zoveel meer dat we heel vanzelfsprekend vinden.
Maar voor Jezus ligt niet daar de kern van de zaak, wel bij ‘Geef aan God wat God toekomt.’ En wat komt God toe? Alles, want Hij is de schepper van het al. Het heelal, de aarde, de mens, alle leven komt Hem toe. Zijn beeld is geprent in al het bestaande, en zijn wetten gaan boven die van keizers en koningen. Maar zijn wetten zijn geen dwingende wetten, het zijn rechten. Het recht op leven, het recht op bescherming, op een menswaardig bestaan, op respect, op hulp wanneer je in nood bent, op gelijkheid en broederlijkheid. Dat merk je in de tien geboden: zeven ervan gaan over respect voor onszelf en voor onze medemens.
We hebben in de loop van de geschiedenis gezien, en we zien het ook nog vandaag, dat heersers hun eigen wetten boven de goddelijke wetten stellen, en we weten wat daarvan altijd het gevolg was en is: totale rechteloosheid voor de mens, of het nu onder het communisme, het fascisme of het nazisme was, of vandaag onder het moslimfundamentalisme. Al die systemen vergoddelijken zichzelf, maar tot meer dan verminken en vernietigen waren en zijn ze niet in staat. Verminken en vernietigen van de mens en van de aarde waarop hij leeft.
‘Geef aan God wat God toekomst’, brengt Jezus daartegen in, ‘en als je dat doet, geef je vanzelf ook aan de mens wat hem toekomt, want God staat garant voor liefde, vrede, respect, gelijkheid, eerlijkheid en alle andere zaken die het leven leefbaar maken en de mens, élke mens, ten goede komen. Laten we dat dus maar doen: aan God geven wat aan God toekomt. Dan volgt al de rest, dus al het goede voor de mens, vanzelf. Amen.