Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Ik denk dat nogal wat presidenten, ministers en vakbondsmensen zich vandaag sterk verwant voelen met Johannes de Doper. Ik zie de presidenten en ministers van Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje, en straks misschien ook België, al de financiële woestijn intrekken, en ik hoor ze al preken: ‘Bespaar nu, want de toekomst lacht jullie toe. Bezuinig nu, want aan het eind van de tunnel gloort de nieuwe dageraad.’ En de vakbondsmensen hoor ik zeggen: ‘Adderengebroed, jullie presidenten, ministers en bankiers. Jullie hebben ons land geruïneerd en nu moeten niet jullie, maar wij, de kleine man, daarvoor betalen. Denk maar niet dat jullie de dreigende toorn kunnen ontvluchten. Had liever vruchten voortgebracht in plaats van faillissementen, en probeer ons niet wijs te maken dat het niet jullie schuld is, maar die van jullie voorgangers. En reken maar, de bijl ligt al aan de wortel van de verkiezingen, en dan zal elke boom die geen goede vruchten heeft voortgebracht omgekapt en in het onblusbare vuur verbrand worden.’ Ja, zo hoor ik ze bezig, en zoals zo dikwijls sta ik er versteld van hoe hedendaags de Bijbel wel is.
En wat zegt Johannes vandaag? ‘Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij.’ Ook hij wijst dus naar de toekomst, maar eerst moeten we ons bekeren. Maar ‘bekeren’, wat is dat? Letterlijk betekent het: ‘omkeren’. Volgens Johannes moeten we ons leven dus omkeren. Maar wat en hoe moeten we omkeren? En is dat wel nodig? We zijn immers christenen, we proberen in het spoor van Jezus te leven, en zijn woorden en daden tot leidraad van ons leven te maken. Waarom moeten we dan omkeren?
Ik denk dat de ommekeer erin bestaat dat we helemaal proberen te leven volgens de Zaligsprekingen. Dat we dus nederig van hart zijn, zachtmoedig, barmhartig, en op zoek naar vrede en rechtvaardigheid. Misschien moeten we daarvoor, zoals Johannes en later ook Jezus, bij manier van spreken eerst terugkeren naar de woestijn van onszelf, onszelf helemaal leegmaken, en dan weer opbouwen met de Zaligsprekingen als fundament. En je weet, die Zaligsprekingen zijn niet zomaar woorden, nee, het zijn woorden die gedaan moeten worden. Niet met halsbrekende toeren van zelfonthechting en zelfkastijding, wel met en in de kleine dingen van ons dagelijks leven. Een warme thuis zijn en geven aan onze huisgenoten, ons slecht humeur bedwingen, want niemand wordt er beter van, ook niet wijzelf. Ons niet ergeren aan anderen, want wie zijn wij om dat te mogen doen? Zijn wijzelf misschien volmaakt? Onze medemensen niet treiteren en pesten. Vorige week nog hebben we via de media gehoord en gezien waartoe pesterijen kunnen leiden: ze breken letterlijk het leven van anderen. Niets van al die negatieve dingen. Wel: er zijn voor anderen, warm en teder, zoals God er is voor ons. Er zeker zijn voor mensen in nood, voor daklozen, voor mensen die niet weten van welk hout pijlen maken. Mannen, vrouwen, kinderen die voor de zoveelste winter op rij op straat moeten slapen, bij deze temperaturen. De schande van ons land, de schande van de rijke westerse wereld. Welzijnszorg wil deze mensen helpen, en wil ook ons helpen door ons wakker te schudden en op het spoor te zetten van de ommekeer die Johannes preekt.
Zusters en broeders, een heel jaar lang zullen we het evangelie volgens Matteus lezen. Hij zal onze veilige gids zijn doorheen Jezus’ woorden en daden. En in de eerste lezing van deze advent horen we Jesaja. Net als vorige zondag schetst hij ook vandaag een heel mooi beeld van het Rijk der hemelen, het Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid dat Jezus ons is komen voorleven. Wanneer we het afwegen tegen de wereld waarin we leven, dan is, zo denk ik toch, onze keuze vlug gemaakt: ik denk we met zijn allen willen meewerken aan de komst van dat Rijk. Alleen als we dat doen, kan het dichterbij komen, voetje voor voetje, centimeter voor centimeter. Als wij Gods ogen, oren, handen en voeten willen zijn, zal dat zeker lukken. Amen.