Jaar 2010-2011 Cyclus A

Bezinning bij / surfen naar:

Zusters en broeders,

De eerste lezing is gesitueerd in een periode waarin het volk van Israël levend dood is omdat het in ballingschap moet leven. Niets heeft nog zin, alles is wanhoop en doffe ellende. Het is precies tegen die vertwijfeling in dat de Heer bij monde van Ezechiël herstel belooft. ‘Ik zal uw graven openen,’ zegt Hij, ‘Ik zal mijn geest over u uitstorten en gij zult leven.’

Levend dood, dat zijn veel mensen. Mensen in oorlog en burgeroorlog, mensen die door een tsunami alles kwijt zijn: hun ouders, hun vrouw of man, hun kinderen, hun buren, hun huis, hun dorp, hun stad. Hun leven dus. Ze zijn levend dood, schimmen in een schouwspel waarin ze gedwongen worden een rol te spelen. Maar ook zonder oorlog of tsunami kunnen mensen levend dood zijn. Door ongeluk, een scheiding, ruzie, ziekte en dood van mensen die hen lief zijn. Of door uitstoting. Mensen, kinderen ook, worden uitgestoten, genegeerd, dood gepest, dikwijls zodanig dat ze nog liever dood zijn dan dit nog langer te moeten ondergaan, zoals vorige week is gebeurd.

De belofte van de Heer in de eerste lezing is dus nog altijd broodnodig. De belofte dat Hij onze graven zal openen, zijn geest over ons zal uitstorten en ons zal doen leven. Zoals ook de opwekking van Lazarus broodnodig blijft. Johannes is de enige evangelist die dat verhaal vertelt. Dat is ook zo voor het verhalen die we de voorbije weken hoorden: over de blindgeborene en over de Samaritaanse vrouw. En Johannes heeft zo zijn eigen manier van vertellen. Zijn verhalen zijn zo direct en zo visueel dat we er middenin zitten. Dat is ook zijn bedoeling: hij wil dat we het verhaal zo direct meebeleven dat het ons eigen verhaal wordt, het verhaal van ons eigen leven, onze eigen vreugde, onze eigen pijn, ons eigen verdriet, onze eigen opwekking. Zo kunnen we zien wat die verhalen écht vertellen, en dat is dat Jezus leven geeft en leven is. Hij gaf leven aan de Samaritaanse vrouw, die levend dood was omdat ze op de dool was, en Hij gaf leven aan de blinde, die levend dood was omdat hij uitgestoten werd, want hij of zijn ouders waren zogezegd zondaars. Vandaag geeft Jezus leven aan Lazarus én aan zijn beide zussen. Hij zegt het ook letterlijk: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven.’ Hij zegt niet: ‘Ik zal de verrijzenis en het leven zijn’, nee, Hij zegt: Ik bén de verrijzenis en het leven.’ Nu dus, op dit eigenste moment. En tegen de Samaritaanse vrouw zegt Hij: ‘Ik ben het levende water.’ En bij de blindgeborene luidt het: ‘Ik ben het licht van de wereld.’ ‘Nú, niet morgen of op de laatste dag, maar vandaag is Hij die verrijzenis en dat leven, dat levende water en dat licht.

Zusters en broeders, het gaat bij Jezus nooit om het hiernamaals, maar altijd om het hiernumaals. Het is nu dat we Hem kunnen ontmoeten, het is hier en nu dat Hij de verrijzenis en het leven is. En ook vandaag is Hij het licht van de wereld en het levende water. We moeten dus echt niet wachten tot na onze dood om te verrijzen. Nee, we moeten nu verrijzen, elke dag opnieuw, door te leven naar Jezus’ woord. Het is omdat mensen dat te weinig of niet doen dat ze elkaar kwetsen, vernederen, haten. Het is omdat het geloof in Jezus te zwak is dat er zoveel levende doden zijn. Het is omdat ons eigen geloof te zwak is dat we er maar heel matig in slagen zelf licht en leven te zijn voor onze evenmens. Als we dat maar wilden doen: Jezus’ woorden en daden op ons leven leggen, niet aan de buitenkant, maar in de diepte van onszelf, daar waar ons echte leven zich afspeelt. Dan zouden we nooit meer levend dood zijn, en zouden we sterk genoeg staan om ons leven te delen met onze evenmens, met ons gezin, onze buren, onze gemeenschap. En we zouden mensen in nood kunnen laten verrijzen door er te zijn voor hen, door onze aandacht, door ons mee-leven en mee-voelen.

Zusters en broeders, laten we dat doen: Jezus in ons laten leven. Amen.

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha